Erfelijke alvleesklierkanker: over deze aandoening
Wat is Erfelijke alvleesklierkanker?
Bij erfelijke alvleesklierkanker is sprake van een aangeboren verhoogd risico op deze aandoening. Meestal staan bij een erfelijke aanleg voor alvleesklierkanker echter andere tumoren meer op de voorgrond.
Hoe vaak komt het voor?
Het bevolkingsrisico op alvleesklierkanker is in Nederland ongeveer 1,5%. Bij slechts een klein deel van de patiënten wordt momenteel een erfelijke aanleg aangetoond. Het risico op een erfelijke aanleg neemt toe bij:
- het voorkomen op ongebruikelijk jonge leeftijd.
- de aanwezigheid van meer familieleden met alvleesklierkanker.
- het voorkomen van andere tumoren bij iemand met alvleesklierkanker of in de familie, met name melanoom, borstkanker, eierstokkanker, darmkanker en baarmoederkanker.
- het geval dat sprake is van een chronische alvleesklierontsteking.
Via de onderstaande links vindt u op de desbetreffende sites meer informatie over erfelijke alvleesklierkanker:
Soorten
In sommige families wordt alvleesklierkanker veroorzaakt door een doorslaggevende erfelijke factor. Hierbij is sprake van een ziekteveroorzakende verandering (pathogene variant of mutatie) in een gen (erfelijke eigenschap). Veelal staan bij deze erfelijke aandoeningen andere vormen van kanker meer op de voorgrond en krijgt slechts een klein deel van de dragers alvleesklierkanker.
Betrokken genen
Een verhoogd risico op alvleesklierkanker kan onder andere gezien worden bij mutaties in het:
- BRCA1-, of BRCA2-gen, een erfelijke aanleg voor borst- en eierstokkanker.
- PALB2-gen, een erfelijke aanleg voor borstkanker.
- CDKN2A-gen (p16), een erfelijke aanleg voor met name melanomen (kwaadaardige moedervlekken).
- STK11-gen (Peutz-Jeghers syndroom).
- MMR-gen (Lynch syndroom).
Chronische alvleesklierontsteking
Ook chronische alvleesklierontsteking geeft een verhoogd risico op alvleesklierkanker. Er zijn verschillende erfelijke aanlegfactoren voor chronische alvleesklierontsteking bekend. In de meeste families wordt echter geen ziekteveroorzakende aanleg in bovengenoemde aanlegfactoren gevonden.
Oorzaak
In het algemeen spelen bij het ontstaan van alvleesklierkanker zowel erfelijke als niet-erfelijke factoren een rol.
Bij een op de voorgrond staande erfelijke aanleg is sprake van een ziekteveroorzakende verandering (pathogene variant of mutatie) in één van eerder genoemde genen. Een dergelijke aanleg erft meestal van generatie op generatie over met een risico van 50% dat kinderen de aanleg erven (autosomaal dominante overerving).
Bekende niet-erfelijke risicofactoren voor alvleesklierkanker zijn o.a. roken en overmatig alcoholgebruik.
Symptomen en gevolgen
Het risico op alvleesklierkanker, maar met name ook op andere vormen van kanker, hangt af van welke aanleg aangetoond wordt. Als een aanleg in een familie bekend is, is het mogelijk familieleden op deze aanleg te onderzoeken en diegenen die de aanleg geërfd hebben zo nodig uit voorzorg controles of operaties aan te bieden.
Omdat genetisch onderzoek bij gezonde familieleden ook consequenties voor bijvoorbeeld kinderwens of het afsluiten van een arbeidsongeschiktheids- of levensverzekering kan hebben, vindt hierbij een informatief gesprek op het spreekuur ‘Erfelijkheid en kanker’ plaats.