Over deze behandeling
Wat we gaan doen
Kinderen met de ziekte van Hirschprung houden ontlasting vast in de darmen, omdat er in een deel van de darmen geen zenuwcellen aanwezig zijn. Daarom kunnen de darmen de beweging (peristaltiek) om de ontlasting naar beneden te duwen niet maken. Daarnaast kan dat deel van de darmen moeilijk ontspannen, waardoor de ontlasting vastgehouden wordt. Het doel van de behandeling is om het deel van de darmen waar geen zenuwcellen aanwezig zijn uit te schakelen, zodat de ontlasting niet vast blijft zitten. Dat doen we door het plaatsen van een buisje, zodat de ontlasting naar buiten kan. We brengen het rubberen buisje (canule), in via de anus tot voorbij het deel van de darm waar geen zenuwcellen zitten. Via de canule kan de endeldarm schoongespoeld worden. Tot aan de de definitieve operatie (een doorhaaloperatie) is het namelijk belangrijk dat de endeldarm van uw kind dagelijks schoongespoeld wordt zodat de ontlasting niet vast komt te zitten en er geen bacteriële infecties kunnen ontstaan.
Als uw kind erg ziek is of als we de dikke darm niet goed kunnen ontlasten met een canule, is het soms veiliger eerst een stoma (een kunstmatige uitgang van de darm via de buikwand) aan te leggen.
Als uw kind weer fit genoeg is, plannen we de doorhaaloperatie in. Tijdens een doorhaaloperatie verwijderen we het deel van de darm waar geen zenuwcellen zitten en hechten we de gezonde darm aan het anale kanaal.
Stoma opheffen
Als uw kind een stoma op de buik heeft, sluiten we de stoma tijdens de doorhaaloperatie óf tijdens een nieuwe operatie. De chirurg besluit dit tijdens de operatie. Als we de stoma sluiten tijdens een nieuwe operatie, dan maken we van tevoren een röntgenfoto met contrastvloeistof via de anus om te zien of het onderste gedeelte van de darm goed genezen is. Als de aansluiting van de dikke darm op de anus goed genezen is sluiten we de stoma.
Bijwerkingen & complicaties
Tijdens de behandeling
De meerderheid van de kinderen is na de doorhaaloperatie van de klachten af en zal spontaan ontlasting hebben. Soms blijft het nodig canules te plaatsten of de endeldarm te spoelen.
Kinderen met de ziekte van Hirschsprung kunnen vroeg of laat problemen krijgen met de ontlasting. Soms gaan deze problemen vanzelf over, maar de klachten kunnen ook blijven.
Verstopping
De meeste klachten komen voor in de periode van het zindelijk worden. Dit is namelijk de periode waarin de aandrang tot ontlasting en het ophouden van de ontlasting met de sluitspier een rol spelen. De sluitspier van kinderen met de ziekte van Hirschsprung kan vaak niet goed ontspannen. Bovendien voelt het kind de aandrang niet (of anders), omdat de endeldarm verwijderd is. Kinderen met de ziekte van Hirschprung houden daardoor soms ook na een goed uitgevoerde operatie, bewust of onbewust, de ontlasting op.
Zindelijkheid
Het komt ook voor dat kinderen na de operatie moeite hebben met het ophouden van dunne ontlasting (incontinentie) of vegen in de broek hebben (soiling), door een verminderd gevoel of door overloopdiarree. Als uw kind verstoppingsklachen of incontinentieklachten heeft, vraagt dat een specifieke aanpak die aansluit bij de klachten van uw kind. Meestal bestaat die aanpaak uit (tijdelijk) laxeren, spoeltherapie, bekkenbodemfysiotherapie of een aanvullende ingreep.
Darmontsteking (enterocolitis)
- Een gewone verkoudheid of een oorontsteking kan invloed hebben op het ontlastingspatroon van uw kind. Als ouders merkt u dat uw kind minder goed gaat eten, hangerig wordt, over pijn in de buik klaagt en in plaats van normale hoeveelheden ontlasting vegen in de broek heeft. Vaak lukt het om deze periode te overbruggen met behulp van extra canules om de ontlasting te laten aflopen of vaker te spoelen.
- Als uw kind de ontlasting te lang ophoudt, kan het zijn dat de dunne en dikke darm gaan ontsteken (enterocolitis). Uw kind kan hier erg ziek van worden. De symptomen kunnen bestaan uit:
- Koorts.
- Buikpijn.
- Opgezette buik.
- Spugen.
- Geen ontlasting, of;
- Alleen dunne ontlasting.
- Bij canule of spoelen komt er veel stinkende ontlasting. Het is dan nodig om extra te spoelen en canules te plaatsen. Soms is het nodig dat uw kind wordt opgenomen en een infuus krijgt om tekorten aan te vullen en om het spoelen eventueel aan te vullen met antibiotica.
Resultaat
Uw kind blijft onder controle van het Chirurgische lange termijn follow-up team (CHiL). De bezoeken aan de polikliniek worden op vaste tijden ingepland.
Wanneer neemt u contact op?
Als de klachten van uw kind tussen de afspraken door erger worden, dan kunt u contact opnemen met de afdeling Kinderchirurgie of de kliniek Medium care Kinderchirurgie 1 zuid.
Contact
Kinderchirurgie (kantooruren): (010) 703 62 40
Kliniek Kinderchirugie 1 zuid (weekend/avond/nacht): (010) 703 61 84