Om de diagnose te stellen maken we een
echocardiografie en
electrocardiogram (ECG).
Een lichte of matige klepafwijking met een lichte of matige vernauwing hoeven we niet te behandelen. Vervolg controles zijn wel belangrijk om te zien of de vernauwing verergert in de loop van de tijd. Bij een ernstige vernauwing moeten we een ingreep uitvoeren. Uw behandelend kindercardioloog maakt met het kindercardiologisch team een behandelplan om de aandoening te corrigeren. Meestal doen we dit met een hartkatheterisatie. Via een bloedvat in de lies brengen we een hartkatheter aan in de binnenkant van het hart. De vernauwde hartklep verwijden we door een kleine ballon in de klepring op te blazen. Als de vernauwing niet kan worden verholpen door een hartkatheterisatie, is een operatie van het hart nodig om de vernauwing op te heffen.
Uw eigen kindercardioloog bespreekt het behandelplan met u. Voor de operatie of hartkatheterisatie wordt u door het behandelteam geïnformeerd op het
pre-operatieve spreekuur. Tijdens de opname ziet u verschillende andere kindercardiologen, afdelingsartsen en verpleegkundigen van het Kinderthoraxcentrum en de Intensive Care Kinderen. Als het nodig is bieden wij ondersteuning aan van ons psychosociaal team.