Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud
bandage
Aandoening

Trombose

Stolsel in een bloedvat

Trombose is een aandoening, waarbij er een stolsel wordt gevormd in een bloedvat. Dit kan ontstaan in een ader (veneuze trombose) of in een slagader (arteriële trombose).

Trombose: over deze aandoening

Wat is trombose?

Wat is deze aandoening?

Bij trombose wordt er een bloedstolsel of bloedprop gevormd in een bloedvat, waardoor het bloedvat verstopt raakt. Stukjes van dit stolsel kunnen elders in het lichaam vastlopen. Dat heet een embolie.

Hoe vaak komt het voor?

Trombose komt niet vaak voor bij kinderen. Veneuze trombose komt jaarlijks bij ongeveer 350 baby’s en kinderen voor. Arteriële trombose is zeldzamer.

Meer informatie

Meer informatie en leefregels vindt u in de patiëntenfolder Veneuze trombose en longembolie bij baby’s en kinderen tot 18 jaar.

Oorzaak

Bij baby’s en kinderen ontstaat trombose nooit vanzelf. Factoren die bijdragen aan het ontstaan van trombose zijn:

  • Langdurig stilliggen of stilzitten.
  • Een ernstige ziekte zoals nierziekte, hartziekte, auto-immuunziekte, sikkelcelziekte, darmziekte of kanker.
  • Bepaalde medicijnen en obesitas.

Een kleine groep kinderen heeft een erfelijke stollingsafwijking, waardoor de kans op trombose verhoogd is.

Symptomen en gevolgen

Symptomen

Niet alle baby’s en kinderen hebben klachten van trombose. De klachten zijn afhankelijk van de plaats waar het stolsel zich bevindt.

  • Een stolsel kan bijvoorbeeld een ader van een arm of been afsluiten. De arm of het been wordt dan dik, is pijnlijk, voelt warm aan en kan rood-paars van kleur zijn.
  • Een stolsel kan ook een bloedvat in de longen afsluiten (longembolie). Klachten kunnen kortademigheid zijn en pijn bij het ademhalen.
  • Vaak ontstaat een trombose aan het uiteinde van een infuuslijn.

Gevolgen op lange termijn

Er kunnen posttrombotische klachten ontstaan, welke bestaan uit een zwaar gevoel in de arm of been en spataderen. Na een longembolie kan uw kind nog lange tijd moe, of kortademig zijn  bij inspanning.

Wat wij voor u doen

Onderzoek en diagnose

Als de arts denkt dat er sprake is van trombose bij uw kind, zal er een radiologisch onderzoek worden verricht. Meestal betreft het een echografisch onderzoek. Soms wordt een CT-scan gemaakt, bijvoorbeeld bij een verdenking op een longembolie.

Behandeling

De behandeling van trombose bestaat uit medicijnen. Uw kind krijgt  gedurende een bepaalde periode een bloedverdunner. Meestal starten wij met heparine. Er zijn twee soorten heparine:

  • Ongefractioneerde heparine: dit komt met een infuus rechtstreeks in de bloedbaan.
  • Laagmoleculair-gewicht heparine [LMWH): dit wordt met een dunne naald onder de huid gespoten, meestal twee keer per dag.

De meeste kinderen beginnen met LMWH. Over het algemeen wordt na enige tijd overgegaan op tabletten of een drankje, de vitamine K-antagonisten. De controle van deze medicijnen vindt plaats door de trombosedienst.

Met wie heeft u te maken?

Uw kind met trombose wordt op de polikliniek bij de kinderhematoloog gecontroleerd. De eerste keer is meestal drie maanden na het ontstaan van de trombose. Hierna met langere tussenpozen.

Komt u hier voor een eerste bezoek?

Hoe bereidt u uw gesprek voor? En wat vertelt u uw kind? Alles wat u moet weten in een handig overzicht.
Bereid u voor