Over deze operatie
Wat we gaan doen
Wat is deze operatie?
Tijdens een niertransplantatie wordt een donornier naar het lichaam van iemand met nierfalen getransplanteerd. De eigen nieren blijven doorgaans in het lichaam achter. De getransplanteerde nier neemt de nierfunctie over.
De donornier wordt links of rechts onderin de buik geplaatst en verbonden met de blaas. Op deze plek kan de chirurg redelijk makkelijk bij de vaten waar de nier mee verbonden moet worden. Er wordt een snede van 15 tot 20 centimeter in de onderbuik gemaakt. Deze transplantatie kan worden uitgevoerd met een nier van een levende donor óf een nier van een overleden donor (postmortaal).
De operatie kan ook door middel van een operatierobot worden uitgevoerd. Het voordeel is dat een minder grote operatiewond hoeft te worden gemaakt. Tijdens een robotoperatie bestuurt de chirurg drie robotarmen met instrumenten vanaf een bedieningspaneel. Deze robotarmen zijn beweeglijker dan het polsgewricht, waardoor heel precies kan worden gewerkt.
Hoe gaan we te werk?
De operatie vindt onder volledige narcose plaats. Voordat de narcose wordt toegediend, wordt u op de bewakingsapparatuur aangesloten en krijgt u een infuus in de hand of arm.
De chirurg zal voor het afronden van de operatie katheters in de urineleider en blaas plaatsen om urine op te vangen. Waarschijnlijk wordt ook een wonddrain voor de afvoer van wondvocht aangebracht.
Wat is het doel?
Het doel van een niertransplantatie is dat u niet afhankelijk (meer) bent van nierfunctievervangende therapie (dialyse), waardoor uw kwaliteit van leven verbetert.
Voorbereiding
Voorafgaand aan de operatie
Vanaf het moment dat u op de wachtlijst voor een donornier bent geplaatst, is er een kans dat u wordt opgeroepen. Zorg ervoor, dat u altijd uw mobiele telefoon bij u heeft. Vanaf het moment dat u bent opgeroepen, mag u niet meer eten en drinken.
Zodra u in het ziekenhuis bent, zullen een aantal tests worden uitgevoerd om na te gaan of uw conditie goed genoeg is om de transplantatie te ondergaan.
Bijwerkingen & complicaties
Tijdens de operatie
De operatie wordt uitgevoerd door één van de transplantatiechirurgen. Met één van hen heeft u voor de operatie reeds kennis gemaakt.
U wordt onder narcose gebracht. De donornier wordt geïnspecteerd, klaargemaakt en vervolgens in uw lichaam geplaatst. Van tevoren is al aangegeven aan welke kant de nier geplaatst gaat worden. Daarbij worden de bloedvaten op uw eigen bloedvaten aangesloten en de urineleider van de nieuwe nier op uw blaas aangesloten. Het litteken zal onder in de buik te zien zijn en ziet eruit als een boog van ongeveer 10 tot 15 cm. Uw oude nieren blijven zitten. De niertransplantatie duurt gemiddeld twee uur.
Kort na de operatie
Na de operatie wordt op de afdeling gestart met een lage dosering bloedverdunners (via een spuitje) om trombose (bloedstolling) tegen te gaan.
De eerste dag na de operatie wordt een nierscan en een echo gemaakt. De echo laat de doorbloeding van de donornier zien. De nierscan geeft informatie over de urine-uitscheiding uit de donornier. Met hulp van de verpleegkundige mag u deze dag al op een stoel naast uw bed zitten.
Er zal elke dag bloed bij u worden afgenomen om te zien of uw nier goed functioneert. Bij het bloedonderzoek wordt het kreatininegehalte in het bloed bepaald (kreatinine is een waarde voor de nierfunctie in het bloed). Ook wordt gekeken naar de hoeveelheid medicijnen in uw bloed (medicijnspiegel). Regelmatig wordt een urinemonster afgenomen. Het is belangrijk dat u zelf bijhoudt wat u per dag drinkt. Ook wordt uw urine gespaard om deze te kunnen meten.
De buikwond kan pijn veroorzaken. Pijn moet u er niet van weerhouden normaal te ademen en te bewegen. Het is dan ook belangrijk dat u de verpleegkundige hierover informeert, zodat pijnstilling kan worden voorgeschreven.
Thuis
De grootste complicatie die na de operatie kan optreden zijn afstotingsverschijnselen. Dit kan met medicijnen goed worden behandeld. Deze medicijnen zorgen er wel voor dat u meer vatbaar bent voor infecties.
Resultaat
Indien u dialyseerde, is dit na een succesvolle transplantatie niet meer nodig. Het kan zijn dat de nier nog wat op gang moet komen, waardoor in sommige gevallen dialyse nog even nodig is.
Zodra de donornier goed functioneert, zult u zich snel beter gaan voelen. U krijgt meer energie en kunt wellicht weer dingen gaan doen die voor de transplantatie niet meer of beperkt mogelijk waren. Denk hierbij aan werken of sporten. Bouw dit wel rustig op, luister goed naar uw lichaam en overleg met de specialisten in het ziekenhuis.
In de eerste periode na de transplantatie komt u zeer regelmatig op de polikliniek voor controles. De werking van de nieuwe nier wordt zo goed in de gaten gehouden. Het aantal bezoeken wordt in de loop van de tijd afgebouwd, uiteraard afhankelijk van de uitslagen van de onderzoeken.
Wanneer neemt u contact op?
U dient contact met ons op te nemen als:
- de operatiewond rood, warm en pijnlijk of gezwollen is, dit kan een ontsteking zijn;
- u koorts heeft;
- uw huid geel ziet en/of de kleur van uw urine of ontlasting afwijkt.
Neem bij twijfel, lichamelijke klachten en vragen contact op met de afdeling Heelkunde van het Erasmus MC. De contactgegevens ontvangt u na de operatie.
Met wie heeft u te maken?
-
Prof. dr. R. (Bob) Zietse
Internist-nefroloog
-
Dr. J. (Jacqueline) van de Wetering
Internist-Nefroloog
-
Dr. M.M.L. (Marcia) Kho
Internist-nefroloog
-
L. (Louise) Maasdam
Verpleegkundig Specialist
-
Dr. M. (Mirjam) Tielen
Verpleegkundig Specialist
-
Dr. D.A. (Dennis) Hesselink
Internist-Nefroloog
-
Dr. M.W.F. (Martijn) van den Hoogen
Internist-nefroloog
-
Dr. A.E. (Annelies) de Weerd
Internist-nefroloog
-
M.N. (Mireille) Houthoff
Verpleegkundig specialist
-
Prof. dr. M.E.J. (Marlies) Reinders
Sectorhoofd Nefrologie en Transplantatie
Aandoeningen
Bij de volgende aandoeningen kan een niertransplantatie uitkomst bieden:
- Cystenieren (erfelijke nierziekte)
- Aangeboren afwijkingen aan de urinewegen (erfelijke nierziekte)
- Ziekten van de glomeruli (nierorgaantjes)
- Nefrotisch syndroom
- Ziekten van de tubuli (nierbuisjes)
- Chronische nierbekkenontsteking
- Ziekten van het afweerapparaat