Over dit onderzoek
Wat we gaan doen
Wat is het?
Bij de Positron Emissie Tomografie (PET) - Magnetic Resonance Imaging (MRI) wordt er een radioactieve vloeistof toegediend, waarmee kan worden vastgesteld of er afwijkingen zijn en wat de eventuele omvang daarvan is. Voor de MRI wordt gebruik gemaakt van een zeer sterk magneetveld. Hiermee worden bepaalde signalen in het lichaam opgewekt. Deze signalen worden door een antenne (spoel) opgevangen en door een computer weer in beeld vertaald.
Hoe gaan we te werk?
Via een infuus wordt er radioactieve vloeistof toegediend. Na de toediening gaat u naar een rustruimte. De vloeistof zal dan inwerken, hierna is de scan. Het is erg belangrijk dat u goed stil ligt. Tijdens het maken van de scan hoort u geluiden. U krijgt een koptelefoon om het geluid te dempen en een noodbel voor contact met de laborant. De scan duurt ongeveer 60 minuten.
Wat is het doel?
De toepassing is afhankelijk van het proces en/of weefsel dat zichtbaar gemaakt moet worden. Zo wordt PET-MRI onder meer toegepast:
- Om tumoren aan te tonen, uit te sluiten of te vervolgen
- Bij hart- en vaatziekten
- Bij uiteenlopende hersenziekten (bv. de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson of andere bewegingsstoornissen)
- Bij ontstekingsprocessen
Bijwerkingen & complicaties
Tijdens het onderzoek
Soms is het nodig MRI-contrastvloeistof toe te dienen. De contrastvloeistof die gebruikt wordt bij MRI-onderzoek is zeer veilig. Een enkele keer kan er een bijwerking ontstaan zoals warmtebeleving, metaalsmaak of misselijkheid. Dit verdwijnt na een paar minuten.
Tijdens het MRI-onderzoek moet u een half uur lang heel stil op de MRI-tafel liggen. Als u dit vanwege angst voor kleine ruimten of pijn niet kunt, bespreek dit dan van tevoren met uw behandelend arts.
In het ziekenhuis
Omdat er bij de MRI met een zeer sterk magneetveld gewerkt wordt, kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan als u met metaal naar binnen gaat. Vóór het betreden van de MRI-ruimte moeten dan ook alle metalen of magnetische voorwerpen worden afgedaan en buiten de onderzoekskamer worden achtergelaten. Als u metaal in het lichaam heeft, geeft u dit dan door aan de behandelend arts.
Thuis
U kunt na het onderzoek uw dagelijkse activiteiten oppakken. Krijgt u thuis toch last? Neemt u dan contact op met uw huisarts.