Wat is een implantaat
Een natuurlijke tand of kies bestaat uit twee gedeelten: een kroon en een wortel. De kroon is het in de mond zichtbare gedeelte van de tand en de wortel zorgt voor de verankering in het kaakbot. Een implantaat is gemaakt van metaal en/of een keramisch materiaal. Omdat deze materialen goed door het kaakbot worden verdragen, kan een implantaat zeer goed dienst doen als vervanger van de wortel van een natuurlijke tand of kies .
Wat is de functie van een implantaat bij mensen zonder tanden of kiezen
Een implantaat kan dienen als steun voor een kunstgebit. Soms zijn twee implantaten al voldoende, maar in andere situaties kan het nodig zijn meer implantaten aan te brengen. Op de in het kaakbot vastgegroeide implantaten wordt een gedeelte bevestigd dat in de mond zichtbaar is. Dit wordt de mesostructuur genoemd en hieraan wordt een kunstgebit bevestigd.
Bij wie kunnen implantaten worden toegepast
In principe kunnen implantaten bij iedereen die gezond is worden aangebracht, ongeacht de leeftijd. Er zijn echter wel een paar voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor implantaten.
- Er moet voldoende bot aanwezig zijn om implantaten in vast te laten groeien.
- Een goede motivatie van de patiënt is een absolute voorwaarde voor de behandeling met implantaten. Het is van belang de implantaten en de mesostructuur goed te blijven onderhouden. Goed onderhoud en goede mondhygiëne zijn essentieel voor het succes.
Hoe verloopt een behandeling met implantaten
Voordat implantaten kunnen worden aangebracht, vindt een uitgebreid vooronderzoek plaats. Er wordt bekeken of de algemene gezondheid goed is en vervolgens wordt onder andere met behulp van röntgenfoto’s de conditie van het kaakbot onderzocht.
Onderzocht wordt of er voldoende kaakbot aanwezig is, welke implantaten toepasbaar zijn, hoeveel implantaten er nodig zijn en welke mesostructuur het meest geschikt is. Wanneer onvoldoende kaakbot aanwezig is, is een extra ingreep nodig om bot toe te voegen.
Onderzocht wordt of er voldoende kaakbot aanwezig is, welke implantaten toepasbaar zijn, hoeveel implantaten er nodig zijn en welke mesostructuur het meest geschikt is. Wanneer onvoldoende kaakbot aanwezig is, is een extra ingreep nodig om bot toe te voegen.
De behandeling zelf verloopt in principe in twee fasen
Fase 1. Het plaatsen van de implantaten
Eerst wordt plaatselijk verdoofd. Daarna wordt het tandvlees losgemaakt zodat het kaakbot zichtbaar wordt. Vervolgens worden gaatjes in het kaakbot geboord, waarna de implantaten worden geschroefd. Het tandvlees wordt tenslotte met hechtingen gesloten. Hoewel de behandeling zelf niet bijzonder belastend is, kan er kort na het inbrengen van de implantaten een lichte zwelling optreden. De napijn is in het algemeen gering.
Hiervoor krijgt u zo nodig een pijnstillend middel voorgeschreven. Meestal wordt na het inbrengen van de implantaten aanbevolen om gedurende 1 à 2 weken zacht voedsel te nuttigen. Na het inbrengen van de implantaten volgt een ‘rustperiode’ van gemiddeld 2 tot 3 maanden. Het bot moet de gelegenheid krijgen om aan de implantaten vast te groeien. In deze periode mogen de implantaten niet worden belast. Uw bestaande kunstgebit kunt u na de wondgenezing en na een kleine aanpassing weer gewoon dragen.
Fase 2. De mesostructuur en het kunstgebit
Soms moet eerst onder plaatselijke verdoving een klein stukje van het tandvlees worden weggenomen. Daarna kan de eigen tandarts of in sommige gevallen de tandarts op de afdeling MKA-chirurgie starten met met maken van de mesostructuur en het kunstgebit.
Eerst wordt plaatselijk verdoofd. Daarna wordt het tandvlees losgemaakt zodat het kaakbot zichtbaar wordt. Vervolgens worden gaatjes in het kaakbot geboord, waarna de implantaten worden geschroefd. Het tandvlees wordt tenslotte met hechtingen gesloten. Hoewel de behandeling zelf niet bijzonder belastend is, kan er kort na het inbrengen van de implantaten een lichte zwelling optreden. De napijn is in het algemeen gering.
Hiervoor krijgt u zo nodig een pijnstillend middel voorgeschreven. Meestal wordt na het inbrengen van de implantaten aanbevolen om gedurende 1 à 2 weken zacht voedsel te nuttigen. Na het inbrengen van de implantaten volgt een ‘rustperiode’ van gemiddeld 2 tot 3 maanden. Het bot moet de gelegenheid krijgen om aan de implantaten vast te groeien. In deze periode mogen de implantaten niet worden belast. Uw bestaande kunstgebit kunt u na de wondgenezing en na een kleine aanpassing weer gewoon dragen.
Fase 2. De mesostructuur en het kunstgebit
Soms moet eerst onder plaatselijke verdoving een klein stukje van het tandvlees worden weggenomen. Daarna kan de eigen tandarts of in sommige gevallen de tandarts op de afdeling MKA-chirurgie starten met met maken van de mesostructuur en het kunstgebit.
Het onderhoud
Een goede mondhygiëne is van het allergrootste belang voor de implantaten. Implantaten dienen net als gewone tanden schoon te worden gehouden met een tandenborstel en ragers. Belangrijk voor het behoud van implantaten is om niet te roken. Naast de dagelijkse mondverzorging is een regelmatig bezoek aan een tandarts of mondhygiënist nodig.
De tandarts zal aandacht besteden aan:
De tandarts zal aandacht besteden aan:
- de gezondheid van het tandvlees en het bot rondom de implantaten
- de mesostructuur, in verband met mogelijke slijtage van de diverse onderdelen van het kunstgebit.