Naar topnavigatiemenu Naar hoofdnavigatiemenu Naar hoofdinhoud
bandage
Aandoening

Pijn bij kanker

Informatie over pijn bij kanker, verschillen in ervaringen en informatie over de diverse mogelijke pijnbehandelingen.

Pijn bij kanker: Pijn bij kanker

Wat is Pijn bij kanker?

Wat is pijn?

Pijn is een onaangenaam gevoel. Het kan op verschillende manieren ontstaan en het kan op verschillende manieren worden ervaren. U bent de enige die iets over de ernst en de aard van uw pijn kan zeggen. Wanneer u pijn voelt, betekent dit meestal dat er iets mis is met uw lichaam. De pijn is dan een waarschuwing of signaal.

Normaal gesproken verdwijnt de pijn wanneer het lichaam weer hersteld is. Soms echter blijft de pijn aanwezig. De pijn is dan meestal geen signaal meer, want u wéét al enige tijd dat er iets mis is.
Wanneer de pijn verandert, bijvoorbeeld verergert, van plaats wisselt of anders aanvoelt, krijgt de pijn zijn betekenis als waarschuwing weer terug.

Hoe ontstaat pijn?

Pijn begint meestal met een weefselbeschadiging of door druk of ingroei in het zenuwweefsel. Door deze beschadiging of druk ontstaan er prikkels. Zenuwen die overal in het lichaam aanwezig zijn geven deze prikkels door naar het ruggenmerg. Het ruggenmerg bevindt zich in het wervelkanaal. Dit is de plaats waar bijna alle zenuwen uit het lichaam samenkomen. Het ruggenmerg stuurt de prikkels door naar uw hersenen. U kunt de hersenen zien als een soort centrale meldpost: hier worden de prikkels opgevangen en wel of niet ervaren als pijn.

Hoeveel pijn u voelt en hoe u de pijn ervaart, hangt onder andere af van de plaats en de oorzaak van de weefselbeschadiging. Daarnaast speelt de aard en de hoeveelheid weefsel die beschadigd is of weggedrukt wordt een rol.

Wat is de oorzaak van pijn bij kanker?

Pijn kan bij patiënten met kanker verschillende oorzaken hebben. 

  • De ziekte zelf kan pijn veroorzaken. Doordat een tumor (gezwel) of een uitzaaiing groeit, neemt hij steeds meer plaats in. Hierdoor worden de weefsels in de buurt weggedrukt of beschadigd. Dit kan pijn veroorzaken. 
  • De behandeling die u krijgt tegen kanker kan pijn veroorzaken.
    Zenuwen die tijdens een operatie beschadigd zijn, kunnen pijn veroorzaken. En zoals bij elke operatie, kunnen ook littekens van operatiewonden pijn veroorzaken. 
  • Bestraling en chemotherapie kunnen bijwerkingen geven die gepaard gaan met pijn. Dit komt doordat bij deze behandelingen soms ook gezonde weefsels beschadigd worden. Bij chemotherapie bijvoorbeeld kan het slijmvlies van uw mond ontsteken en bij bestraling kan de huid plaatselijk geïrriteerd raken. 
  • Pijn kan ontstaan doordat u tijdens uw ziekte lichamelijk achteruit bent gegaan. Wanneer u als gevolg van uw ziekte weinig beweegt, kunt u bijvoorbeeld last krijgen van pijnlijke spieren of doorligplekken. 
  • U kunt ook pijn hebben die niet direct met kanker te maken heeft. Voorbeelden hiervan zijn slijtage aan de gewrichten en spanningshoofdpijn.

Pijn kan dus het gevolg zijn van de kanker zelf of van de behandeling , maar ook andere oorzaken kunnen een rol spelen.

Waarom is het belangrijk om de oorzaak van pijn vast te stellen?

Wanneer u pijn heeft, zal uw arts eerst nagaan wat de oorzaak van uw pijn is. Dit is belangrijk omdat de ene pijn anders behandeld wordt dan de andere.
De ervaring leert ook dat veel patiënten de oorzaak van hun pijn willen weten. Dit kan onzekerheid en angst verminderen.
Het is niet altijd mogelijk de oorzaak van de pijn vast te stellen. In zo’n geval zal toch alles geprobeerd worden om de pijn weg te nemen of te verminderen.

Doorbraakpijn bij kanker

Wat is doorbraakpijn?

Patiënten met pijn bij kanker hebben vaak last van zogenaamde doorbraakpijn naast de continue pijn. Doorbraakpijn is een tijdelijke verergering van pijn die snel ontstaat, meestal binnen 5 minuten de maximale pijnscore bereikt en kort van duur is (maximaal 30 minuten) bij een relatief stabiele achtergrondpijn. Doorbraakpijn wordt behandeld middels kortwerkende opioïden, echter lang niet altijd met het gewenste resultaat.

Bij doorbraakpijn worden meestal de volgende middelen gebruikt:

  • Abstral® is een sublinguale toedieningsvorm van fentanyl. Het dient onder de tong toegediend te worden. Na toediening wordt het snel door de mondmucosa opgenomen. Het maximale effect treedt binnen 15 minuten op. 
  • Instanyl ® is een intranasale toedieningsvorm van fentanyl (=neusspray). Na toediening wordt het snel door de neusslijmvlies opgenomen. Het maximale effect treedt binnen 15 minuten op.

Pijnregistratie

Om beter inzicht te krijgen in uw pijn, vragen wij u om uw pijn te registreren.

Pijnmeting op de polikliniek

Om een optimale behandeling van de pijn te bereiken, is onderstaande werkwijze ontwikkeld. Hieronder volgt een korte uitleg.

Pijn bij kanker

Veel mensen met kanker krijgen pijn. Het gebeurt regelmatig dat deze pijn niet voldoende behandeld wordt. Dit komt onder andere doordat patiënten terughoudend zijn in het bespreken van hun pijn met de arts. De zorgverleners onderschatten vaak de ernst van de pijnklachten en de benodigde behandeling. Het is echter van groot belang pijn zo goed mogelijk te behandelen. Daarom wordt iedere patiënt verzocht voor elk bezoek aan de arts een pijnscore in te vullen. 

Hoe werkt het

Voordat u zich meldt bij de balie van de polikliniek dient u, voordat u uw afspraak bij de arts heeft, op een speciale computer aan te geven hoeveel pijn u ervaart. Zo krijgen wij inzicht in hoeveel pijn u voelt en op welke momenten. Dit kan helpen om de pijnbehandeling zo goed mogelijk af te stemmen op uw pijn. Veel mensen vinden het moeilijk om aan anderen uit te leggen hoeveel pijn zij hebben. Dat is heel begrijpelijk, een ander kan uw pijn immers niet voelen. Er bestaat geen instrument om pijn te meten, zoals een thermometer die koorts kan meten. U bent de enige die kan vertellen of u pijn hebt en hoe erg de pijn is. Het geven van een cijfer kan daarbij helpen.

Het pijncijfer

U wordt gevraagd uw (eventuele) pijn aan te duiden met een cijfer tussen de 0 en de 10 op een pijnschaal.

Het cijfer 0 betekent geen pijn en het cijfer 10 is de ergste pijn die u zich voor kunt stellen. U kunt nooit een verkeerd cijfer geven. Het gaat immers om de pijn die u ervaart en pijn is een persoonlijke ervaring. Als u bijvoorbeeld denkt dat uw pijn een 5 is, dan geeft u een 5, ook al denkt u dat een ander daar misschien een 3 of een 7 voor zou geven. Als u weinig pijn hebt, kunt u een cijfer tussen de 1 en de 4 geven. Als u veel pijn hebt, geeft u een cijfer tussen de 7 en de 10. Ook als u geen pijn heeft willen wij dit graag weten. U kunt dan een score van 0 invullen.

 

Wisselingen in pijn

Wanneer u op meerdere plaatsen pijn heeft, kunt u het beste uitgaan van de pijn die u als ergste ervaart. Bij de meeste mensen is de pijn niet constant hetzelfde. Sommige mensen hebben alleen pijn op bepaalde momenten, bijvoorbeeld bij bewegen of bij het plassen. Bij anderen verergert de pijn bijvoorbeeld bij activiteiten of spanningen. Daarom wordt aan u gevraagd om twee cijfers te geven aan uw pijn: één cijfer om aan te geven hoeveel pijn u voelt op dit moment en één cijfer om te duiden wat de ergste pijn was in de afgelopen 24 uur. 

Invullen pijncijfer / bezoek arts

Het invullen van uw pijncijfer in de computer kost slechts een paar minuten tijd. Bij vragen kunt u terecht bij de balie medewerkers. Zij kunnen u zo nodig helpen met de computer. Nadat u uw pijncijfer hebt ingevuld in de computer, kunt u plaatsnemen in de wachtkamer. De arts kan voordat u bij hem of haar in de spreekkamer komt al in de computer zien welk cijfer u gegeven hebt aan de pijn. Bij uw bezoek aan de arts zal dit cijfer besproken worden. Indien er aanleiding toe is zal de arts nader onderzoek willen doen naar de oorzaak van de pijn en eventueel de behandeling van de pijn aanpassen. Ook kan de arts u doorverwijzen naar een gespecialiseerd verpleegkundige. Deze kan u nadere informatie geven over de pijn en de pijnbehandeling en kan met u doornemen op welke manier u hier het beste mee kunt omgaan.

 

Vervolgafspraken

Elke volgende keer dat u bij de arts op de polikliniek komt vult u uw pijncijfer in op de computer. Ook indien u geen pijn heeft. Op deze wijze kan de arts het verloop van uw pijn goed volgen en kan de behandeling eventueel verder aangepast worden. Zo streven we ernaar dat uw pijn zo goed mogelijk bestreden wordt.

Verschillen in pijnervaring

Hoe komt het dat pijn van dag tot dag anders is?

Naast weefselbeschadiging of druk op weefsels zijn er andere verschijnselen die de ernst van de pijn beïnvloeden. De meest voorkomende verschijnselen die met pijn in verband staan worden hieronder genoemd. 

  • Slaap en vermoeidheid. Pijn kan uw slaap beïnvloeden. Wanneer u veel pijn heeft is het mogelijk dat u niet in slaap kunt komen, of dat u ‘s nachts wakker wordt door de pijn.
    Omgekeerd kan slaap uw pijn beïnvloeden. Te weinig nachtrust heeft tot gevolg dat u overdag meer vermoeid bent, waardoor u de pijn minder goed kunt verdragen.
    U kunt ook vermoeid en lusteloos raken door de pijn; pijn vergt namelijk veel van u. Door deze vermoeidheid verergert de pijn weer, waardoor u nog verder vermoeid raakt.
    Wanneer u voldoende slaap krijgt en uitgerust bent, is het vaak gemakkelijker om met de pijn om te gaan. 
  • Beweging. Het kan zijn dat u zich weinig beweegt, om zo min mogelijk pijn te voelen. Hierdoor kunt u last krijgen van pijnlijke spieren of stijve gewrichten, waardoor de pijn juist verergert.
    Soms kan beweging juist helpen om de pijn te verminderen, en wanneer de pijn afneemt, zal het bewegen ook weer wat gemakkelijker gaan. 
  • Stemming. Uw stemming kan door de pijn veranderen. U kunt zich door de pijn bezorgd, angstig, boos, eenzaam, prikkelbaar of terneergeslagen voelen.
    Omgekeerd kunnen uw gevoelens de pijn die u ervaart beïnvloeden. Wanneer u bijvoorbeeld angstig, gespannen of terneergeslagen
    bent, kan uw pijn verergeren.

Wanneer u zich goed voelt, kan het zijn dat u juist minder pijn ervaart dan anders. Verschijnselen als stemming en vermoeidheid kunnen van dag tot dag en soms van moment tot moment verschillen. Dit kan een reden zijn waarom u de ene dag meer pijn ervaart dan de andere.

 

Hoe komt het dat de ene persoon meer pijn voelt dan de andere?

Hoeveel pijn iemand voelt en hoe die pijn aanvoelt is voor ieder mens verschillend. In de eerste plaats heeft dit te maken met de plaats en de aard van de weefselbeschadiging en met de hoeveelheid weefsel dat beschadigd is. Ten tweede is pijngevoeligheid en gevoeligheid voor pijnstillers voor een deel erfelijk bepaald. Daarnaast kunnen eerdere ervaringen met pijn van invloed zijn op de pijn die u nu voelt. Iemand die in zijn leven veel pijn heeft gehad, gaat bijvoorbeeld op een andere manier met pijn om dan iemand die voor de eerste keer hevige pijn heeft. Ook de betekenis die de pijn voor iemand heeft, kan de pijn beïnvloeden. Als u bijvoorbeeld te horen krijgt dat er iets aan de pijn gedaan kan worden, zal de pijn misschien beter te dragen zijn. De pijn krijgt dan een andere betekenis.
Pijn is dus een persoonlijke ervaring die door veel factoren beïnvloed wordt. Het is daarom moeilijk om uw pijn te vergelijken met de pijn van een ander.

Pijnbehandeling en onderzoek

Behandeling van pijn (samenvatting)

Waarom is het belangrijk dat pijn behandeld wordt?

Pijn heeft vaak een grote invloed op het dagelijks leven. Wanneer u minder pijn heeft, kan dat de kwaliteit van uw leven aanzienlijk verbeteren. Uw stemming zal bijvoorbeeld verbeteren en u
komt meer aan slaap en rust toe. Het is dus belangrijk dat de pijn zo goed mogelijk bestreden of verlicht wordt.

Wat kan er aan de pijn gedaan worden?

Tegenwoordig kan pijn beter worden bestreden dan vroeger. Wanneer iemand met kanker pijn krijgt, kan daar vrijwel altijd iets aan gedaan worden. Voor iedere patiënt met pijn wordt door de arts een apart behandelplan opgesteld. Hierbij zijn meerdere methoden van pijnbestrijding tegelijk mogelijk. Wanneer de oorzaak van uw pijn bekend is, zal uw arts eerst oordelen of een gerichte behandeling van die oorzaak mogelijk is. Dit kan gebeuren door middel van radiotherapie (bestraling), een operatie, chemotherapie, hormoontherapie, of een combinatie hiervan. Bij behandeling van de oorzaak van de pijn kan het enige tijd duren voor het effect optreedt. Uiteraard wordt er in de tussentijd iets aan de pijn zelf gedaan. Het is niet altijd mogelijk om iets aan de oorzaak van de pijn te doen. Daarnaast is de oorzaak van de pijn soms niet bekend. In deze gevallen wordt de pijn zelf behandeld.

De behandeling van pijn kan op een aantal manieren gebeuren:

  • Pijn kan behandeld worden met pijnstillers. Er zijn verschillende soorten, van verschillende sterkte. Welke pijnstillers u krijgt, hangt af van de oorzaak, de ernst en de aard van de pijn. Meestal worden pijnstillers gegeven volgens een schema. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte, namelijk:
    • Groep 1:  Pijnstillers zonder morfine, zoals: paracetamol, ibuprofen, diclofenac, naproxen, celecoxib, etiricoxibEen aantal van deze pijnstillers zijn zogenaamde zelfzorgmiddelen en dus zonder recept bij drogist of apotheek verkrijgbaar. Het is erg belangrijk voor uw (huis)arts dat hij/zij op de hoogte is dat u deze pijnstillers gebruikt.
    • Groep 2:  Zwakwerkende morfine-achtige pijnstillers, zoals: codeine, tramadol, buprenorfine
    • Groep 3:  Sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers die via de mond, als zetpil of als pleister worden gebruikt, zoals morfine, fentanyl, methadon, oxycodon, hydromorfon
    • Groep 4:  Sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers die onder de huid, in de bloedbaan of via het wervelkanaal (spinaal) worden toegediend. De medicijnen kunnen via injecties (een paar keer per dag) of met behulp van een pompje(continu) worden toegediend. (Zie voor medicijnnamen groep 3) Wanneer de pijnstillers die u gebruikt onvoldoende helpen, kan worden overgegaan naar een andere groep. Dan wordt vaak gekozen voor een combinatie van pijnstillers uit verschillende groepen.
  •  
  • Pijn kan behandeld worden met behulp van aanvullende medicijnen.
    Van deze middelen is bekend dat ze, vaak indirect, pijnstillend kunnen werken. Voorbeelden hiervan zijn amitriptyline (Tryptizol®), pregabaline (Lyrica®), gabapentine (Neurontin®), venlafaxine (Efexor®) en dexamethason (Oradexon®). Sommige medicijnen kunnen er ook zorgen dat u zich minder moe, angstig of gespannen voelt,  bijvoorbeeld oxazepam (Seresta®). Andere medicijnen kunnen er voor zorgen dat u beter slaapt, bv temazepam (Normison®). Dit kan de manier waarop u de pijn ervaart gunstig beïnvloeden.
  • Pijn kan ook met behulp van een aantal andere methoden worden verlicht.
    Voorbeelden hiervan zijn massage, ontspanningsoefeningen, bewegingstherapie en elektrische stimulatie van zenuwen (TENS). Deze methoden worden meestal in combinatie met andere methoden van pijnbestrijding toegepast door onder andere de fysiotherapeut en de (wijk)verpleegkundige. Zij kunnen u ook adviseren over uw houding bij het liggen of zitten en over het gebruik van hulpmiddelen als een stok of looprek.
  • Soms kan pijn behandeld worden via een zenuwblokkade.
    Een zenuwblokkade kan alléén worden toegepast bij bepaalde soorten pijn. Bij deze manier van pijnbestrijding wordt een zenuw beschadigd. Zo kan de zenuw geen prikkels meer doorgeven naar de hersenen, waardoor deze prikkels niet meer als pijn worden ervaren.

Hoe kan ik pijnstillers het beste gebruiken?

Wanneer u voortdurend pijn heeft, werken pijnstillers het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Dit kunt u bereiken door de pijnstillers in te nemen vóór de vorige pijnstiller is uitgewerkt, dus vóór de pijn is teruggekeerd. Dit betekent dat u de pijnstillers steeds op vaste tijdstippen inneemt. Uw (huis)arts kan u vertellen hoe en hoe vaak u het middel moet innemen. Wanneer de medicijnen 4 keer per dag moeten worden ingenomen, betekent dit voor u elke 6 uur inname van de pijnstillers. Soms is het nuttig om ’s ochtends de wekker te zetten, zodat u op tijd de medicijnen in neemt in plaats van dat u van de pijn wakker wordt, vervolgens een pijnstiller inneemt en moet wachten totdat deze pijnstiller werkt. Soms kan een dubbele dosis voor de nacht een oplossing zijn. Zo kunt u de nacht dan toch redelijk overbruggen.

Wanneer uw pijn is verminderd en u denkt dat u minder  pijnstillers nodig heeft, kunt u dit met uw (huis)arts overleggen. Stop liever niet met medicijnen zonder overleg.

Wat als de pijnklachten erger worden?

Wanneer de pijn erger wordt of wanneer u veel last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk om dit aan uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige te vertellen. Zij bespreken dan samen met u wat hier aan gedaan kan worden. Wanneer u pijnstillers gebruikt, is het mogelijk dat de dosis van de pijnstillers aangepast moet worden, of dat u andere pijnstillers nodig heeft. Er kan ook besloten worden om andere of aanvullende methoden van pijnbestrijding toe te passen. Wanneer de pijn sterk is toegenomen of wanneer u op een andere plaats pijn heeft gekregen, zal de arts vaak ook weer onderzoek doen naar de oorzaak van de pijn.

Wat u zelf kan doen aan uw pijn

Waarom is het belangrijk om de pijn onder woorden te brengen?

Het kan erg moeilijk zijn om anderen uit te leggen hoeveel pijn u heeft en hoe de pijn aanvoelt. U bent echter de enige die iets over de ernst en de aard van de pijn kan zeggen. Het belangrijkste is dat u zèlf een goed beeld heeft van uw pijn, zodat u dit onder woorden kunt brengen. U kunt dan meer controle op uw situatie verkrijgen en u helpt op deze manier zelf mee aan de pijnbestrijding.
Het is voor uw (huis)arts belangrijk dat u kunt uitleggen wat u voelt, omdat hij de eventuele oorzaak van de pijn dan beter kan vinden. Ook kunnen de (huis)arts en de (wijk)verpleegkundige de pijnbestrijding dan beter op uw pijn afstemmen. 

Hoe krijg ik een goed beeld van de pijn?

Allereerst is het belangrijk om bij te houden hoeveel pijn u heeft. In het ziekenhuis wordt tweemaal per dag gevraagd hoeveel pijn u op dat moment heeft. Thuis kunt u de mate van pijn, ook wel pijnintensiteit genoemd, in het pijndagboek noteren. Op deze manier kunnen u, uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige zien wanneer uw pijn verandert. Hier kan dan meteen op gereageerd worden.
U geeft ’s ochtends en ’s avonds een cijfer aan uw pijn. Dit cijfer ligt tussen de 0 en 10. ‘0’ betekent dat u geen pijn heeft en ‘10’ betekent de ergste pijn die u zich kunt voorstellen. Ook is het de bedoeling dat u steeds in het pijndagboek noteert wanneer en hoe de pijnbestrijding is veranderd, en wanneer u contact heeft gehad met uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige.

U kunt verder een goed beeld van uw pijn krijgen door voor uzelf antwoord te geven op de volgende vragen, die ook vaak door (huis)artsen worden gesteld:

  • Waar zit de pijn precies?
  • Hoe lang heb ik deze pijn al?
  • Heb ik voortdurend pijn?
  • Zo nee: Hoe vaak per dag of per week heb ik pijn? Hoe lang duurt de pijn iedere keer?
  • Wanneer heb ik geen pijn?
  • Hoe voelt de pijn aan (bijvoorbeeld stekend, brandend, zeurend, kloppend, scherp, dof)? 
  • Wat verergert de pijn?
  • Wat vermindert de pijn?

Wat kan ik zelf doen om de pijn te verlichten?

Naast de methoden van pijnbestrijding die al bij u worden toegepast, zijn er een aantal eenvoudige methoden die kunnen helpen om uw pijn te verlichten.

  • Uitrusten
    Als u uitgerust bent, is pijn beter te verdragen en kan daardoor zelfs afnemen. Daarom is het van belang ervoor te zorgen dat u goed uitgerust bent. Dit zal echter niet altijd lukken. Ook is het belangrijk dat u ‘s nachts goed slaapt. Er zijn verschillende mogelijkheden om beter in slaap te komen. Vlak voor het naar bed gaan kunt u bijvoorbeeld een beker warme melk of een glaasje wijn drinken, of een warme douche nemen, zodat u zich ontspant. Bespreek eventuele problemen met de nachtrust met uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige. Soms kunnen aanvullende medicijnen een goede oplossing zijn om beter te slapen.
    Overdag is het verstandig dat u activiteit en rust regelmatig afwisselt. Vaker kort rusten is beter dan één keer lang. Ook kunt u proberen om prioriteiten te stellen en alleen dingen te doen die u belangrijk vindt. U kunt zo zelf bepalen waar u uw energie aan wilt besteden. Accepteer indien nodig hulp van anderen.
  • Warmte en koude toepassen
    U kunt de pijnlijke plaats verwarmen of afkoelen.
    Warmte zorgt ervoor dat uw spieren zich ontspannen. Warmte geeft een betere doorbloeding, waardoor de pijn kan verminderen. U kunt hierbij gebruik maken van een kruik, een warme handdoek, rode lamp, elektrisch kussentje of pittenzak. Ook kunt u een warme douche of een warm bad nemen.
    Koude kunt u toepassen wanneer u druk of zwelling op een bepaalde plaats wilt verlichten, of bij een ontsteking. Ook kan het de plaats van de pijn als het ware verdoven, zodat u de pijn minder sterk voelt. Hierbij kunt u gebruik maken van een koud washandje of ijsklontjes die u in een plastic zakje in een handdoek wikkelt. (Wanneer u ijsklontjes direct op de huid legt bestaat er gevaar voor bevriezing). Bij de drogist en apotheek zijn zogenaamde ‘cold-hot packs’ verkrijgbaar, die zowel voor warmte als voor koude gebruikt kunnen worden.
    Zowel warmte als koude kunnen uw pijn verlichten. U kunt het verwarmen en afkoelen ook afwisselend gebruiken. Warmte wordt meestal 20 – 30 minuten toegepast, koude meestal 5 – 15 minuten. U kunt dit iedere 2 uur herhalen. Koude kunt u zonder meer toepassen. Voor het gebruik van warmte is het verstandig om eerst met uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige te overleggen.
  • Massage toepassen
    Massage werkt doordat de tastprikkels, die veroorzaakt worden door aanraking van de huid, tijdelijk de pijnprikkels verdringen. Wrijven helpt dus! Daarnaast werkt massage ook ontspannend. U kunt dit zelf toepassen, maar u kunt het ook aan mensen uit uw directe omgeving vragen.
    Massage bestaat uit het zachtjes wrijven of strijken over de huid. Dit gaat makkelijker wanneer u gebruik maakt van wat massage-olie of een milde bodylotion. Een massage kan 5 tot 30 minuten duren, afhankelijk van wat u prettig vindt. De massage dient in ieder geval gestopt te worden wanneer de pijn toeneemt of de huid geïrriteerd raakt.
    Voor diepe massage van de pijnlijke plaats heeft u over het algemeen een fysiotherapeut nodig. Diepe massage maakt de spieren los en stimuleert de doorbloeding. Massage mag niet worden toegepast op een beschadigde huid.
  • Ontspannen
    Ontspanning kan de pijn verlichten of voorkomen dat de pijn door spierspanning erger wordt. Ontspanning kan ervoor zorgen dat andere methoden van pijnbestrijding beter werken. Methoden die voor ontspanning gebruikt worden zijn:
  • Spierontspanningsoefeningen
    Een spierontspanningsoefening bestaat uit het 'loslaten' van de verschillende spieren van het lichaam. U gaat eerst zo ontspannen mogelijk zitten of liggen. U concentreert zich eerst op de voeten en probeert deze te ontspannen. Vervolgens richt u uw aandacht op de onderbenen, bovenbenen, buik, rug, schouders, armen, handen, nek  en hoofd. Door de spieren te ontspannen kunnen ze zwaarder aanvoelen. Soms helpt het de betreffende spieren eerst een paar tellen aan te spannen en vervolgens los te laten. Daarvoor maakt u bijvoorbeeld eerst een vuist om vervolgens te ontspannen.
     
    Ademhalingsoefeningen
    Wanneer mensen pijn hebben of gespannen zijn ademen ze vaak oppervlakkig en met opgetrokken schouders. Door te proberen meer ‘vanuit uw buik’ te ademen, wordt uw ademhaling rustiger. Met een hand op uw buik kunt u voelen dat uw buik op en neer gaat wanneer u adem haalt. Wanneer uw ademhaling rustiger wordt, zult u merken dat u zichzelf ook rustiger en meer ontspannen voelt.
  • Verbeeldingsoefeningen
    Wanneer u sterk denkt aan iets prettigs, kunt u zichzelf ook prettiger en meer ontspannen voelen. Een prettige gedachte kan iets leuks zijn dat u in het vooruitzicht heeft, maar kan ook een herinnering zijn. U kunt zich bijvoorbeeld voorstellen dat u op een lekker warm strand ligt, of in het bos wandelt. Probeert u zich de situatie zo goed mogelijk voor te stellen. U probeert de vogels te horen fluiten, de lucht van de zee te ruiken of de bomen in het bos te zien etc.
  • Luisteren naar muziek
    Het luisteren naar muziek kan ontspanning en afleiding geven. Ook kan het u helpen om bepaalde herinneringen op te halen. Het beste kunt u hiervoor rustige muziek kiezen, die u zelf mooi vindt. Probeer aandachtig naar de muziek te luisteren, eventueel met een hoofdtelefoon.    Deze oefeningen om pijn te verlichten kunt u zowel zittend als liggend doen. Ook andere oefeningen kunnen voor u opgenomen worden op een cd. Op die manier kunt u daar gebruik van maken wanneer u wilt. Uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige kan u vertellen wie u eventueel behulpzaam kan zijn bij het leren van de oefeningen.
  • Bewegen
    Beweging kan helpen de pijn te verlichten. Door dagelijks bepaalde bewegingen te maken kunt u voorkomen dat u onnodig stijf of stram wordt. Ook stimuleert het de bloedsomloop. Het is daarom belangrijk om regelmatig te lopen of bepaalde oefeningen te doen. Eventueel kunt u ondersteuning vragen van een fysiotherapeut.
    In bed of op uw stoel kunt u proberen om regelmatig van houding te veranderen. Dit vermindert de spanning op uw spieren. Bovendien voorkomt het dat op bepaalde plaatsen van het lichaam teveel druk ontstaat, wat pijnlijk kan zijn. Ook kunt u proberen kussens zó te schikken dat u het minste last heeft van de pijn en ontspannen kunt liggen. Zorg daarbij voor voldoende steun onder uw hoofd.
  • Afleiding zoeken
    U kunt proberen uzelf af te leiden van de pijn door bijvoorbeeld naar muziek te luisteren, een boek te lezen of televisie te kijken. Als het mogelijk is kunt u proberen iets in huis te doen of bij iemand op bezoek te gaan. De pijn is er dan nog wel maar u zult deze als minder sterk ervaren omdat uw aandacht bij iets anders is.
    Afleiding kan ook helpen om uw stemming te verbeteren.
  • Hulpmiddelen
    Wanneer u thuis bent kunt u ervaren dat de pijn u belemmert in uw dagelijkse bezigheden; of u merkt dat bepaalde activiteiten moeilijk worden. Door de pijn kunt u moeite hebben met diverse bewegingen, zoals het dichtmaken van uw knopen, het strikken van uw schoenveters, binnen of buiten lopen, trappen lopen of op het toilet gaan zitten. Het is mogelijk dat u met enkele eenvoudige hulpmiddelen in staat bent om deze activiteiten weer gemakkelijker zelf uit te voeren. Verder kan een speciale stoel, matras of kussen soms verlichting van de pijn geven. U kunt hiervoor advies vragen aan de (wijk)verpleegkundige, fysiotherapeut of ergotherapeut. Zij zijn op de hoogte van diverse hulpmiddelen en weten ook waar u deze kunt lenen, huren of kopen. Vaak is het mogelijk om hulpmiddelen eerst uit te proberen alvorens deze aan te schaffen.
  • Erover praten
    Het is zinvol om af en toe over uw pijn te praten met mensen in uw omgeving, ook als u langdurig pijn heeft. Soms kunt u de pijn dan beter aan. Het kan u helpen om gevoelens die met pijn gepaard gaan, zoals verdriet, woede, angst en onzekerheid, onder woorden te brengen. Door erover te praten kunnen mensen in uw omgeving zich beter inleven in wat u voelt. Daarnaast kunt u ook extra steun zoeken bij hulpverleners. U kunt hiervoor terecht bij uw (huis)arts en (wijk)verpleegkundige, maar bijvoorbeeld ook bij het maatschappelijk werk, een psycholoog of een geestelijk begeleider. Met hen kunt u praten over uw gevoelens en zorgen, maar ook over de praktische consequenties van uw pijnklachten. Samen met hen kunt u zoeken naar mogelijke oplossingen.
  • Eigen verantwoordelijkheid 

Hierboven is u uitgelegd wat er aan pijn bij kanker gedaan kan worden. Er is vaak veel te doen aan pijn. Er bestaan allerlei methoden die u kunnen helpen om de pijn te verlichten. U kunt de verschillende methoden eens uitproberen en kijken welke methode bij u werkt. Waar het om gaat is dat u, met de nodige hulp en behandelingen, probeert de pijn onder controle te houden. U bent de enige die kan zeggen of dat naar tevredenheid lukt. Wanneer de pijn voor u niet meer acceptabel is, bent u degene die dit moet melden, zodat anderen met u kunnen meedenken over mogelijke verbeteringen. Ook wanneer de pijn verandert, toeneemt of wanneer u veel last heeft van bijwerkingen van de medicijnen, is het belangrijk dat u hierover contact opneemt met uw (huis)arts  en/ of verpleegkundige.

TENS

TENS is een behandeling waarbij de zenuwen worden gestimuleerd met elektrische prikkels.

Wat is TENS?

TENS is een behandeling waarbij zenuwen worden gestimuleerd met elektrische prikkels. Hierdoor kan de pijn verminderen. TENS is de Engelse afkorting van Transcutane Elektrische Zenuw Stimulatie (transcutaan = door de huid). TENS wordt toegepast bij pijn, die veroorzaakt wordt door weefselbeschadiging van allerlei aard. Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van een klein draagbaar apparaat met batterijen. Hierbij zijn elektroden met kabeltjes aan het apparaat verbonden. Ze worden met een pleister op de huid geplakt. Dit kan gebeuren in de buurt van de pijn of op een plek die met de pijn in verbinding staat. U voelt een soort zachte golven. Dit is niet pijnlijk. U kunt dit apparaat zelf bedienen. Het beperkt u niet in uw bewegingen. De fysiotherapeut en (wijk)verpleegkundige kunnen instructies geven over het toepassen van TENS.

Hoe lang werkt TENS?

De werkingsduur van deze methode verschilt per patiënt. De werking kan enkele minuten tot dagen aan houden. U kunt TENS met tussenpozen of continu toepassen. De fysiotherapeut zal u hierover informeren.

Heeft deze vorm van pijnbestrijding bijwerkingen?

TENS kan soms huidirritaties of een allergische reactie van de huid veroorzaken. Huidirritaties kunt u tot en minimum beperken door de plaats van de elektrode steeds iets te variëren en door ervoor te zorgen dat er steeds voldoende gel tussen de huid en de elektrode aanwezig is. Soms kunnen spierschokken ontstaan bij te sterk stimuleren van het TENS apparaat. Dan staat het apparaat te hoog afgesteld. Een allergische reactie ontstaat meestal door overgevoeligheid voor de gel of voor het rubber van de elektroden. Er zijn speciale anti-allergische zelfklevende elektroden verkrijgbaar.

Onderzoek om uw pijnbehandeling te verbeteren

Wij doen al veel om uw pijn zo goed mogelijk te behandelen. Wij willen de pijnbehandeling in de toekomst nog beter op de patiënt afstemmen. Daarom doen wij ook onderzoek naar pijn. U kunt hier ook aan meedoen. 

Enkele voorbeelden van dit onderzoek:

Telemonitoring van pijn bij kanker

Monitoring van pijn zorg voor vermindering van de pijnklachten, vooral bij patiënten met moeilijke pijnproblemen. Vaak is het niet haalbaar om mensen dagelijks te monitoren waardoor zij mogelijk thuis onnodig veel pijn hebben. Het doel van dit project is te onderzoek of monitoring via het internet haalbaar is bij patiënten met pijn bij kanker. Met dit project willen wij patiënten met pijnklachten als gevolg van de kanker of de behandeling via het internet begeleiden door:

  • patiënten te vragen dagelijks een pijndagboek in te vullen op een beveiligde internetpagina 
  • eConsult, een soort beveiligd emailsysteem, om vragen rechtstreeks aan onze consulenten te kunnen stellen

Doorbraakpijn

Ruim de helft van alle patiënten met kanker heeft pijnklachten. Bijna 60% van deze patiënten heeft ook doorbraakpijn. Doorbraakpijn komt snel op (3 minuten), duurt kort, is zeer hevig van aard en heeft een negatief effect op de kwaliteit van leven van patiënten; mensen kunnen slechter slapen, lopen en werkzaamheden uitvoeren. Vele zorgverleners kunnen deze doorbraakpijn niet herkennen en stemmen daarom de pijnbehandeling ook niet af op de pijn van de patiënt waardoor de patiënt een inadequate behandeling krijgt. Daarnaast geeft 91% van de Nederlandse pijnexperts aan behoefte te hebben aan een gevalideerde vragenlijst voor aanvullende diagnostiek van doorbraakpijn.

In dit project willen wij

  • een diagnostisch algoritme ontwikkelen om patiënten met doorbraakpijn bij kanker te kunnen identificeren
  • de in Engeland ontwikkelde vragenlijst voor doorbraakpijn valideren voor tussentijdse evaluatie van de pijnbehandeling in de dagelijkse praktijk.

Pijnmedicatie

Pijnstillers zonder morfine

Informatie soort medicatie, werking, gebruik en bijwerkingen van pijnstillers zonder morfine.

 

Wat zijn dit voor pijnstillers?

Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. Hier gaat het om een pijnstiller uit groep 1. Deze groep bevat pijnstillers zonder morfine, ook wel ‘niet morfine-achtige pijnstillers’ genoemd. Paracetamol is bij pijn het eerste middel van keuze. Als het onvoldoende werkt kan er een andere ‘niet morfine-achtige pijnstiller’ aan toegevoegd worden. De meest bekende hiervan zijn ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia ®). De paracetamol wordt in het algemeen wel gecontinueerd. Als deze middelen onvoldoende werken, kunnen ze worden aangevuld met of worden vervangen door middelen van een andere groep.

Wat is de werking van deze pijnstillers?

Deze middelen werken op de plaats waar de pijn ontstaat. Dit is de plaats waar de weefselbeschadiging of de druk op weefsels is opgetreden. Een aantal van deze middelen kan de ontstekingsreactie remmen, of werkt in op de stoffen die vrijkomen bij (beginnende) weefselbeschadiging.

Hoe gebruik ik deze pijnstillers?

Pijnstillers werken het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Daarom is het belangrijk om de medicijnen op vaste tijden in te nemen. De werkingsduur is per pijnstiller verschillend. Het gebruik is daarom ook verschillend per pijnstiller.Wanneer de medicijnen 4 keer per dag moeten worden ingenomen, betekent dit voor u elke 6 uur inname van de pijnstillers.Soms is het nuttig om ’s ochtends de wekker te zetten, zodat u op tijd de medicijnen inneemt in plaats van dat u van de pijn wakker wordt, vervolgens een pijnstiller inneemt en moet wachten totdat deze pijnstiller werkt. Meestal krijgt u de pijnstillers in tablet vorm. Neem uw medicijnen in met ruim water, melk, vla, yoghurt of een andere vloeistof. Een aantal van deze  medicijnen zijn eveneens als zetpil verkrijgbaar en soms ook als drank.

Hebben deze pijnstillers bijwerkingen?

Paracetamol geeft bijna geen  bijwerkingen, daarom is paracetamol bij pijn meestal het eerste middel van keuze. De andere niet-morfine-achtige pijnstillers kunnen soms maagpijn, misselijkheid of andere klachten veroorzaken Als u in het verleden maagklachten heeft gehad, is het goed dit aan uw (huis)arts te vertellen. Wanneer u een pijnstiller uit deze groep langdurig nodig hebt schrijft uw arts soms een medicijn voor dat uw maag beschermt. Daarnaast kunnen een aantal pijnstillers van invloed zijn op de nierfunctie of de bloedstolling. Het is daarom voor uw arts van belang te weten of u bloedverdunners gebruikt. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.

Een aantal van deze pijnstillers zijn zogenaamde zelfzorgmiddelen en dus zonder recept bij drogist of apotheek verkrijgbaar. Het is erg belangrijk voor uw (huis)arts dat hij/zij op de hoogte is dat u deze pijnstillers gebruikt.

Zwakwerkende morfine-achtige pijnstillers

Wat zijn dit voor soort pijnstillers?

Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. De groep pijnstillers uit groep 2  bevat zwak morfine-achtige pijnstillersen worden zelden voorgeschreven bij kankerpijn. De meest bekende middelen in deze groep zijn codeïne, buprenorfine (Temgesic®, Transtec®) en tramadol (Tramal®, Tramagetic®). 
Pijnstillers uit groep 2 krijgt u meestal samen met een pijnstiller uit groep 1. Dit zijn middelen zonder morfine, zoals paracetamol, ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia®). Als deze pijnstillers onvoldoende werken, kan worden overgegaan op middelen van een andere groep.

Wat is de werking van deze pijnstillers?

Wanneer er in uw lichaam weefsel beschadigd is of weggedrukt wordt, ontstaan er prikkels die via het ruggenmerg naar de hersenen gestuurd worden. Codeïne, buprenorfine en tramadol  werken in op de pijnervaring in de hersenen en het ruggenmerg. Als u ook pijnstillers uit groep 1 krijgt, gebeurt dat om de pijn op meerdere ‘fronten’ aan te pakken.

Hoe gebruik ik deze pijnstillers?

Pijnstillers werken het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Daarom is het belangrijk om de medicijnen op vaste tijden in te nemen. Buprenorfine en tramadol werken 6 tot 8 uur en kunnen 3 tot 4 keer per dag worden ingenomen. Bij oudere mensen kan buprenorfine 12 uur werken.  Van tramadol bestaan ook tabletten met een langere werkingsduur: Tramal retard® werkt 12 uur en kan 2 keer per dag ingenomen worden en de tramal once daily, die 24 uur werkt. De werkingsduur van codeïne is 4 tot 6 uur en kan tot 6 keer per dag worden ingenomen.

Wanneer de medicijnen 4 keer per dag moeten worden ingenomen, betekent dit voor u elke 6 uur inname van de pijnstillers. Soms is het nuttig om ’s ochtends de wekker te zetten, zodat u op tijd de medicijnen in neemt in plaats van dat u van de pijn wakker wordt, vervolgens een pijnstiller inneemt en moet wachten totdat deze pijnstiller werkt. Wanneer het een probleem is om ‘s nachts een pijnstiller in te nemen, kunt u met de arts overleggen of er een andere oplossing is. Soms kan een dubbele dosis voor de nacht een oplossing zijn. Zo kunt u de nacht dan toch redelijk overbruggen.

Meestal krijgt u de pijnstillers in tablet vorm. Neem uw medicijnen in met ruim water, melk, vla, yoghurt of een andere vloeistof. Deze medicijnen zijn vaak ook als zetpil verkrijgbaar en soms ook als drank. Van tramadol bestaan ook capsules, bruistabletten en druppelvloeistof. Buprenorfine is een tabletje en/of pleister dat u onder de tong moet laten smelten, of op de huid moet plakken. Afhankelijk van het merk pleister dat u is voorgeschreven dient u de pleister 1x per 4 dagen of 1x per 7 dagen te vervangen.

Hebben de pijnstillers bijwerkingen?

Deze opiaten veroorzaken een tragere werking van de darmen, ook wel obstipatie of verstopping genoemd. Daarom is het noodzakelijk om, uit voorzorg, in overleg met uw (huis)arts een laxeermiddel te gebruiken. Daarnaast kunt u ook uw voeding aanpassen. Enkele adviezen zijn: veel drinken (ongeveer 2 liter per dag), vers fruit/groenten, bruin brood en pruimen eten. Een enkele keer komt ook bij tramadol een tragere werking van de darmen voor.

Van tramadol kunt u suf, duizelig of misselijk worden. Dit komt nog al eens voor en de klachten gaan meestal na een paar dagen over. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat u last krijgt van deze bijwerkingen kan de arts de dosering ‘insluipen’. Dit wil zeggen dat hij u eerst een lage dosis voorschrijft die hij vervolgens kan verhogen wanneer uw pijn nog niet voldoende verminderd is.
Wanneer u last heeft van duizeligheid of suf bent, is het verstandig dat u geen auto bestuurt. Wanneer u last heeft van misselijkheid, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal is hier iets tegen te doen. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.

Heb ik steeds meer van deze pijnstillers nodig?

Wanneer de pijn toeneemt kan het nodig zijn de dosis van de codeïne, buprenorfine of tramadol te verhogen. Het is in dit geval niet zo dat de pijnstiller niet meer werkt. Wel hebben deze pijnstillers een maximale dosering. Wanneer dit voor u onvoldoende is, kan worden overgegaan op middelen van een andere groep.

Kan ik verslaafd raken aan deze pijnstillers?

Nee. U raakt niet verslaafd aan codeïne, buprenorfine of tramadol. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Dit komt niet voor als deze pijnstillers worden gebruikt om pijn te bestrijden.

Sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers via de mond

Wat zijn dit voor pijnstillers?

Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. Op dit moment krijgt u pijnstillers uit groep 3.
Pijnstillers uit groep 3 bevatten sterke, morfine-achtige pijnstillers. De meest bekende in deze groep zijn morfine-achtige pijnstillers met een versnelde afgifte (Oramorph®, OxyNorm®, Palladon IR®, Actiq®, Abstral®, Effentora®, Breakyl®, Instanyl®) en morfine-achtige pijnstillers met vertraagde afgifte (Morfine retard®, Kapanol®,  OxyCodon®, Palladon SR®, methadon (Symoron®) en de fentanylpleister. Voor de fentanylpleister is een aparte bijlage in de pijnwijzer.
Deze middelen krijgt u vaak samen met een pijnstiller uit groep 1. Dit zijn middelen zonder morfine, zoals paracetamol, ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia®). Als deze pijnstillers onvoldoende werken, kan worden overgegaan op een andere manier van toediening van de pijnstillers (groep 4).

Wat is de werking van deze pijnstillers?

Wanneer in uw lichaam weefsel beschadigd is of weggedrukt wordt, ontstaan er prikkels die via het ruggenmerg naar de hersenen gestuurd worden. De pijnstillers uit groep 3, sterk morfine-achtige pijnstillers, werken vooral in op de pijnervaring in de hersenen en het ruggenmerg. Deze sterk morfine-achtige pijnstillers zorgen ervoor dat de pijn zo goed mogelijk bestreden wordt, waardoor u zich beter gaat voelen en meer kunt doen. Als u ook pijnstillers uit groep 1 krijgt, gebeurt dat om de pijn op meerdere ‘fronten’ aan te pakken.

Hoe gebruik ik deze pijnstillers?

Pijnstillers werken het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Daarom is het belangrijk om de medicijnen op vaste tijden te gebruiken.
MS-Contin®, Kapanol, Oxycontin®, en Palladon® zijn langwerkende middelen. De pijnstiller wordt heel gelijkmatig opgenomen in het bloed en werkt langdurig (8-12 uur). Neem deze pijnstillers twee maal per dag in op vaste tijden, zodat er een constante spiegel van de pijnstiller in uw bloed aanwezig is. Soms is het verstandig om hiervoor de wekker te zetten, zodat u ’s ochtends op tijd de pijnstiller in neemt. Als er ondanks deze langwerkende pijnstillers toch nog pijn is, neem dan een kort werkend morfine-achtig middel in. Soms kan het een oplossing zijn om alvast voorafgaand aan een inspanning die in het algemeen met pijn gepaard gaat, een kort werkend middel te  nemen om zo de pijn te voorkomen. De werkingsduur van kort werkende morfine-achtige middelen (zoals Oramorph®, OxyNorm® en morfinedrank) is 4 – 6 uur en dit kan tot 6 keer per dag worden ingenomen.

Het is goed dat u zelf noteert wanneer u de extra pijnstillers heeft gebruikt. Als u ze vaak nodig heeft kan dit betekenen dat de dosis van de medicijnen die u op vaste tijden gebruikt onvoldoende is en moet worden aangepast.

Meestal krijgt u de pijnstillers in tabletvorm, als capsule of als drankje. Neem de tabletten en capsules in met ruim water, melk of een andere vloeistof. Wanneer u moeite heeft met slikken mag u de capsules Kapanol® open maken en de kleine bolletjes (micropellets) met een kleine hoeveelheid vloeistof innemen. De tabletten Morfine retard en OxyContin® mogen daarentegen niet gebroken of gekauwd worden. Dit geldt ook voor de capsules Palladon. Morfine  is eveneens als zetpil verkrijgbaar. Deze zetpillen hebben dezelfde werkingsduur als kort werkende morfine-achtige middelen, namelijk 4-6 uur.

Hebben deze pijnstillers bijwerkingen?

Sterk morfine-achtige pijnstillers veroorzaken een tragere werking van de darmen, ook wel obstipatie of verstopping genoemd. Daarom is het noodzakelijk om, uit voorzorg, in overleg met uw (huis)arts een laxeermiddel te gebruiken. Daarnaast kunt u ook uw voeding aanpassen. Enkele adviezen zijn: veel drinken, vers fruit/groenten, bruin brood en pruimen eten. Soms kunt u door opiaten suf worden of gaan dromen. Verder kunt u door deze middelen duizelig of misselijk worden, of last krijgen van een droge mond. Vaak gaan deze bijwerkingen na een paar dagen over, of ze worden minder erg. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. 
Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.

Heb ik steeds meer van deze pijnstillers nodig?

Morfine-achtige middelen zijn in vele situaties een goede pijnstiller. Zo worden morfine-achtige pijnstillers gegeven aan patiënten met kanker in de laatste levensfase. De morfine-achtige pijnstillers worden ook in deze fase voorgeschreven met het doel bestrijding van klachten en verbetering van kwaliteit van leven. Maar een morfine-achtige pijnstiller wordt ook gegeven aan patiënten met kanker die niet in de laatste levensfase zijn maar wel goede pijnstilling nodig hebben, soms tijdelijk. Wanneer de pijn toe neemt kan het nodig zijn de dosis van de pijnstiller te verhogen. Het is in dit geval niet zo dat de pijnstiller niet meer werkt. Er is geen maximale dosis voor morfine-achtige pijnstillers. Dit betekent dat de dosering van deze pijnstillers altijd verhoogd kan worden. De angst van veel mensen dat er te vroeg met morfine-achtige pijnstillers begonnen wordt, is daarom onterecht.

Kan ik verslaafd raken aan deze pijnstillers?

Nee. U raakt niet verslaafd aan morfine-achtige pijnstillers. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Dit komt niet voor als een morfine-achtig middel wordt gebruikt om pijn te bestrijden. Het gebruik van morfine-achtige pijnstillers kan echter niet van de ene op de andere dag gestopt worden, omdat uw lichaam aan de stof gewend is. Uw arts zal de dosis geleidelijk verminderen als besloten wordt de pijnbehandeling te wijzigen.

Bestaat er gevaar voor overdosering?

Bij pijnbestrijding wordt de dosis zorgvuldig afgestemd op uw pijnklachten. Naarmate u meer pijn heeft kan de dosering stap voor stap worden verhoogd. Er is dan géén gevaar voor overdosering. Bij pijnbestrijding hoeft u dan ook niet bang te zijn dat u door de morfine-achtige pijnstillers eerder komt te overlijden. In de bijsluiter wordt als bijwerking ‘ademhalings-depressie’ genoemd. Dit betekent dat door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers de ademhaling langzamer gaat. Door pijn wordt de ademhaling vaak versneld. Dit is erg vermoeiend. Door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers wordt deze snelle ademhaling teruggebracht, zodat een voor u prettig tempo ontstaat.

Mag ik met deze pijnstillers autorijden?

Wellicht kunt u zich voorstellen dat u beter in staat bent tot autorijden als u geen of weinig pijn heeft. Tijdens de inwerkperiode hebben sterkwerkende-morfineachtige pijnstillers  een ernstig negatieve invloed op de rijvaardigheid en om die reden is het dan bij de Nederlandse wetgeving verboden om auto te rijden. Om deze reden wordt het advies gegeven de eerste 2 weken geen auto te rijden. Wordt de opioïd-dosering verhoogd, dan geldt opnieuw een termijn van twee weken waarin u geen auto mag rijden.  

Sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers via een pleister

Wat zijn dit voor soort pijnstillers?

Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. Op dit moment krijgt u pijnstillers uit groep 3.
Pijnstillers uit groep 3 bevatten sterke, morfine-achtige pijnstillers. De fentanylpleister (Durogesic®) is een pijnstiller met een morfine-achtig middel. Daarnaast zijn er andere morfine-achtige pijnstillers, met een versnelde afgifte (Oramorph®, OxyNorm®, Palladon IR®, Actiq®, Abstral®, Effentora®, Breakyl®, Instanyl®) en morfine-achtige pijnstillers met vertraagde afgifte (Morfine retard®, Kapanol®,  OxyCodon®, Palladon SR® en methadon (Symoron®). Voor deze middelen is een aparte bijlage. Deze middelen krijgt u vaak samen met een pijnstiller uit groep 1. Dit zijn middelen zonder morfine, zoals paracetamol, ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia®). Als de pijnstillers uit groep 3 onvoldoende werken, kan worden overgegaan op een andere manier van toediening van de pijnstillers (groep 4). 

Wat is de werking van deze pijnstillers?

Wanneer in uw lichaam weefsel beschadigd is of weggedrukt wordt, ontstaan er prikkels die via het ruggenmerg naar de hersenen gestuurd worden. De pijnstillers uit groep 3, sterk morfine-achtige pijnstillers, werken vooral in op de pijnervaring in de hersenen en het ruggenmerg. Sterk morfine-achtige pijnstillers zorgen ervoor dat de pijn zo goed mogelijk bestreden wordt, waardoor u zich beter gaat voelen en meer kunt doen. Als u ook pijnstillers uit groep 1 krijgt, gebeurt dat om de pijn op meerdere ‘fronten’ aan te pakken.

Hoe gebruik ik deze pijnstillers?

Pijnstillers werken het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Daarom is het belangrijk om de medicijnen op vaste tijden te gebruiken.
De pijnpleister bereikt zijn maximale  effect 8 - 12 uur na het opplakken van de pleister en werkt bij de meeste mensen 3 dagen. Het is belangrijk om eerst de oude pleister te verwijderen om vervolgens een nieuwe pleister op te plakken. De pijnstiller in de pleister wordt heel gelijkmatig door uw huid opgenomen in het bloed en werkt zo door uw hele lichaam. Deze manier van toedienen wordt ook wel 'transdermaal' genoemd.

Uw (huis)arts kan u in aanvulling op de langwerkende pijnpleister een snelwerkende pijnstiller (bijvoorbeeld morfinedrank, -tabletten -capsules, neusspray of zuigtablet ) voorschrijven die u kunt gebruiken op momenten dat u tijdelijk even meer pijn ervaart. Als er ondanks deze langwerkende pijnstillers toch nog pijn is, neem dan een  snelwerkende pijnstiller in. Soms kan het een oplossing zijn om alvast voorafgaand aan een inspanning die in het algemeen met pijn gepaard gaat, een ‘rescue’ te nemen om zo de pijn te voorkomen. Het is goed dat u zelf noteert wanneer u deze extra pijnstillers heeft gebruikt. Als u ze vaak nodig heeft kan dit betekenen dat de hoeveelheid medicijnen die u via de pleister gebruikt onvoldoende is en moet worden aangepast. Meer informatie over deze snelwerkende pijnstillers kunt u vinden onder 'doorbraakpijn'.

Hebben deze pijnstillers bijwerkingen?

Alle sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers veroorzaken een tragere werking van de darmen, ook wel obstipatie of verstopping genoemd. Daarom is het noodzakelijk om, uit voorzorg, in overleg met uw (huis)arts een laxeermiddel te gebruiken. Daarnaast kunt u ook uw voeding aanpassen. Enkele adviezen zijn: veel drinken, vers fruit/groenten, bruin brood en pruimen eten.
Soms kunt u door de pijnpleister suf worden of gaan dromen. Verder kunt u door deze middelen duizelig of misselijk worden, of last krijgen van een droge mond. Vaak gaan deze bijwerkingen na een paar dagen over, of ze worden minder erg. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.

Heb ik steeds meer van deze pijnstillers nodig?

Wanneer de pijn toe neemt kan het nodig zijn de dosis van de pijnpleister te verhogen. Het is in dit geval niet zo dat de pijnstiller niet meer werkt. Er is geen maximale dosis voor morfine-achtige pijnstillers. Dit betekent dat de dosering van morfine-achtige pijnstillers altijd verhoogd kan worden. De angst van veel mensen dat er te vroeg met morfine-achtige pijnstillers begonnen wordt, is daarom onterecht. De pijnpleister is verkrijgbaar in 5 verschillende sterktes, te weten Fentanyl 12, 25, 50, 75 en 100 mcg. Het is goed mogelijk om enkele pleisters tegelijk te gebruiken, bijv. twee van 100 en een van 50.  Wanneer u meer dan 5 pleisters van 100 nodig hebt kan het aantal beschikbare plakplaatsen een belemmering gaan vormen. Uw (huis)arts zal dan nagaan in hoeverre het ophogen van de pleister nog kan. Anders kan worden overgegaan op pijnstillers uit een andere groep.

Kan ik verslaafd raken aan deze pijnstillers?

Nee. U raakt niet verslaafd aan de pijnpleister. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Dit komt niet voor als een morfine-achtig middel wordt gebruikt om pijn te bestrijden. Het gebruik van morfine-achtige pijnstillers kan echter niet van de ene op de andere dag gestopt worden, omdat uw lichaam aan de stof gewend is. Uw arts zal de dosis geleidelijk verminderen als besloten wordt de pijnbehandeling te wijzigen.

Bestaat er gevaar voor overdosering?

Bij pijnbestrijding wordt de dosis zorgvuldig afgestemd op uw pijnklachten. Naarmate u meer pijn heeft kan de dosering stap voor stap worden verhoogd. Er is dan géén gevaar voor overdosering. Bij pijnbestrijding hoeft u dan ook niet bang te zijn dat u door de morfine-achtige pijnstillers eerder komt te overlijden. In de bijsluiter wordt als bijwerking ‘ademhalings-depressie’ genoemd. Dit betekent dat door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers de ademhaling langzamer gaat. Door pijn wordt de ademhaling vaak versneld. Dit is erg vermoeiend. Door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers wordt deze snelle ademhaling teruggebracht, zodat een voor u prettig tempo ontstaat.

Mag ik met deze pijnstillers autorijden?

Wellicht kunt u zich voorstellen dat u beter in staat bent tot autorijden als u geen of weinig pijn heeft. Tijdens de inwerkperiode hebben sterkwerkende-morfineachtige pijnstillers een ernstig negatieve invloed op de rijvaardigheid en om die reden is het dan bij de Nederlandse wetgeving verboden om auto te rijden. Om deze reden wordt het advies gegeven de eerste 2 weken geen auto te rijden. Wordt de opioïd-dosering verhoogd, dan geldt opnieuw een termijn van twee weken waarin u geen auto mag rijden.

Wat is de gebruiksaanwijzing van de pleister?

De pijnpleister wordt meestal op het bovenlichaam of op de bovenarm geplakt. Andere plaatsen kunnen uw rug of bovenbenen zijn. De plaats waar u de pleister plakt mag niet beschadigd of geïrriteerd zijn. Ook mag u op die plaats in het verleden niet bestraald zijn. Verwijder altijd eerst de oude pleister. U kunt deze voorzichtig van de huid trekken. Vouw hem daarna dubbel, met de kleeflaag naar binnen, zodat de pleister niet meer gebruikt kan worden. Elke nieuwe pleister moet op een andere huidplek worden aangebracht. Zorg dat de huid ter plaatse schoon en vooral goed droog is. Plak de pleister op een plaats waar u geen crème of zalf heeft gebruikt. De huid niet van tevoren met zeep wassen. Zo nodig alleen met water schoonmaken. Eventueel aanwezige haren moeten worden afgeknipt (NIET scheren; dit geeft irritatie). De pleister zit vastgeplakt op een grotere laag beschermfolie. Om de pleister gemakkelijk te kunnen verwijderen is de folie s-vormig gesneden. Trek een helft van de beschermfolie van de achterkant van de pleister af. Zorg ervoor dat u hierbij de lijmlaag niet aanraakt, hierdoor kan de pleister minder goed gaan plakken. De helft van de pleister waarvan u de beschermfolie heeft verwijderd kunt u op de huid plakken. Vervolgens kunt u de andere helft van de beschermfolie van de pleister trekken. Na het opplakken drukt u de pleister 30 seconden stevig vast met de vlakke hand. Zorg ervoor dat alle randjes goed vastzitten. Noteer in uw pijndagboek, op de keukenkalender of op het doosje de datum en tijd en eventueel de plaats waarop u de pleister hebt opgeplakt.

Speciale aanwijzingen

  • Oude gebruikte pleisters zijn klein chemisch afval.
  • De huidplek waar u een pleister vanaf hebt gehaald kunt u pas na enkele dagen opnieuw gebruiken om een pleister op te plakken.
  • Door (hevige) warmte kan de afgifte van de pijnmedicatie uit de pleister ontregeld raken. Pas daarom op wanneer u met de pleister in een heet bad, in de zon of op een elektrische deken gaat liggen. Het is mogelijk dat u suffer wordt. Laat altijd iemand uit uw omgeving u in de gaten houden.
  • Raadpleeg bij koorts uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige.
  • Wanneer uw pleister tussendoor is losgeraakt kunt u hem het beste verwijderen en een nieuwe opplakken. Een loszittende pleister droogt vrij snel uit en plakt dan niet goed meer. Hierdoor werkt de pijnstiller niet goed meer. 
  • Wanneer uw pleister regelmatig tussendoor losgaat is het mogelijk hem met een speciale pleister vast te plakken. U kunt uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige of apotheker om advies vragen.
  • Wanneer u meer dan één pleister gebruikt (bijvoorbeeld 1 van 100 mcg en 1 van 25 mcg) kunt u deze het beste tegelijk vervangen. Om beurten vervangen leidt niet tot betere pijnstilling maar geeft wel meer kans op verwarring.
  • Het opplakken van de pleister kunt u zelf doen, maar u kunt ook mensen uit uw directe omgeving vragen de pleister te plakken. De (wijk)verpleegkundige kan u hier instructies over geven.

Sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers via een pompje

Wat zijn dit voor soort pijnstillers?

Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. Op dit moment krijgt u pijnstillers uit groep 4.
Groep 4 bevat sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers. De meest bekende middelen in deze groep zijn morfine, fentanyl, oxycodone en hydromorfon. Soms worden deze medicijnen gecombineerd met andere middelen.

Wat is de werking van deze pijnstillers?

Wanneer in uw lichaam weefsel beschadigd is of weggedrukt wordt, ontstaan er prikkels die via het ruggenmerg naar de hersenen gestuurd worden. De pijnstillers uit groep 4, sterk morfine-achtige pijnstillers, werken in op het ruggenmerg en op de pijnervaring in de hersenen. Sterk morfine-achtige pijnstillers zorgen ervoor dat de pijn zo goed mogelijk bestreden wordt, waardoor u zich beter gaat voelen en meer kunt doen. Als u ook pijnstillers uit groep 1 krijgt, gebeurt dat om de pijn op meerdere ‘fronten’ aan te pakken.

Hoe worden deze pijnstillers toegediend?

In deze stap worden de pijnstillers onder de huid, in de bloedbaan of via het ruggenwervelkanaal toegediend. De medicijnen kunnen via injecties of met behulp van een pompje worden toegediend. U krijgt dan de hele dag door morfine-achtige pijnstillers toegediend in kleine hoeveelheden. Hiervoor wordt een dun slangetje (katheter) ingebracht onder de huid, in het bloedvat, of tussen de ruggenwervels door naar de ruimte met ruggenmergsvloeistof. Het toedienen van medicijnen via het ruggenwervelkanaal wordt ook wel ‘spinale pijnbestrijding’ genoemd. Hierbij komt de pijnstiller dichtbij het ruggenmerg terecht. In het ruggenmerg lopen zenuwen. Deze zenuwen zijn heel gevoelig voor morfine-achtige pijnstillers. Hierdoor kan met een lage dosis een goed pijnstillend effect bereikt worden. Bij gebruik van morfine-achtige tabletten, -capsules, -zetpillen of -drank is een hogere dosis van een morfine-achtige pijnstiller nodig. Ook wanneer de medicijnen onder de huid of in het bloedvat worden toegediend kan vaak met een lagere dosis een goed pijnstillend effect worden bereikt.

Meestal is het zo dat de (wijk)verpleegkundige of de huisarts u ondersteunt bij deze manier van pijnbestrijding, bijvoorbeeld bij het verwisselen van de medicatiecassette. Verder kan een speciaal bedrijf voor de technische ondersteuning bij het pompje zorgen.

Hebben de pijnstillers bijwerkingen?

Opiaten geven een tragere werking van de darmen, ook wel obstipatie of verstopping genoemd. Daarom is het noodzakelijk een laxeermiddel te gebruiken. Daarnaast kunt u ook proberen uw voeding aan te passen. Uw (huis)arts, (wijk)verpleegkundige of diëtiste kunnen u hier desgewenst advies over geven.  Soms kunt u door het morfine-achtige middel suf worden of gaan dromen. Verder kunt u door deze middelen duizelig of misselijk worden, of last krijgen van een droge mond. Vaak gaan deze bijwerkingen na een paar dagen over, of worden ze minder erg.
Omdat bij deze manieren van pijnbestrijding vaak een lagere dosis van een morfine-achtige pijnstiller gegeven wordt, zijn de bijwerkingen meestal geringer. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.

Heb ik steeds meer van deze pijnstillers nodig?

Wanneer de pijn toe neemt kan het nodig zijn de dosis van de morfine-achtige pijnstillers te verhogen. Het is in dit geval niet zo dat de pijnstiller niet meer werkt. Er is geen maximale dosis voor morfine-achtige pijnstillers. Dit betekent dat de dosering altijd verhoogd kan worden. De angst van veel mensen dat er te vroeg met morfine-achtige pijnstillers begonnen wordt, is daarom onterecht.

Kan ik verslaafd raken aan deze pijnstillers?

Nee. U raakt niet verslaafd aan morfine-achtige pijnstillers. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Dit komt niet voor als morfine-achtige pijnstillers worden gebruikt om pijn te bestrijden. Het gebruik van morfine-achtige pijnstillers kan echter niet van de ene op de andere dag gestopt worden, omdat uw lichaam aan de stof gewend is. Uw arts zal de dosis geleidelijk verminderen als besloten wordt de pijnbehandeling te wijzigen.

Bestaat er gevaar voor overdosering?

Bij pijnbestrijding wordt de dosis zorgvuldig afgestemd op uw pijnklachten. Naarmate u meer pijn heeft kan de dosering stap voor stap worden verhoogd. Er is dan géén gevaar voor overdosering. Bij pijnbestrijding hoeft u dan ook niet bang te zijn dat u door de morfine-achtige pijnstillers eerder komt te overlijden. In de bijsluiter wordt als bijwerking ‘ademhalings-depressie’ genoemd. Dit betekent dat door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers de ademhaling langzamer gaat. Door pijn wordt de ademhaling vaak versneld. Dit is erg vermoeiend. Door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers wordt deze snelle ademhaling teruggebracht, zodat een voor u prettig tempo ontstaat.

Aanvullende medicijnen voor pijnbestrijding

Wat voor soort middelen kunnen aanvullend tegen pijn gebruikt worden?

U krijgt medicijnen waarvan bekend is dat ze pijnstillend kunnen werken. Deze groep medicijnen bestaat uit middelen die op verschillenden manieren pijn kunnen verlichten.

  • Middelen die onder andere pijn door druk op zenuwen of de hersenen verlichten. De meest bekende hiervan zijn dexamethason (Oradexon®) en prednison. Deze middelen kunnen ook een andere werking hebben, zoals het verbeteren van de eetlust.

Daarnaast zijn er middelen die ervoor zorgen dat u de pijn beter aan kunt:

  • Als u goed uitgerust bent kan de pijn verminderen. Er zijn middelen die het inslapen of doorslapen kunnen bevorderen. De meest bekende hiervan zijn temazepam (Normison®), nitrazepam (Mogadon®) en lorazepam (Temesta®).
  • Wanneer u minder angstig of gespannen bent kan de pijn afnemen. Er zijn middelen die een gunstige werking hebben op angst en gespannenheid. De meest bekende hiervan zijn oxazepam (Seresta®) en diazepam (Valium®).
  • Stemming, depressiviteit. Pijn kan van invloed zijn op de gevolgen van het dagelijks leven. U kunt er somber door worden, of gespannen en nerveus. Dit kan de pijn verergeren. Maak dit bespreekbaar met uw (huis)arts.

Hoe kan ik deze middelen innemen?

U kunt de meeste medicijnen innemen met ruim water, melk of een andere vloeistof. Verdere informatie wordt door uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige gegeven en vindt u op de bijsluiter.

Hebben deze middelen bijwerkingen?

Door deze middelen kunt u soms suf, slaperig of duizelig worden. Ook is het mogelijk dat u hoofdpijn krijgt. Deze bijwerkingen komen niet vaak voor en zijn meestal van tijdelijke aard.
Daarnaast heeft ieder middel zijn eigen specifieke bijwerkingen. Verdere informatie hierover krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden. Soms is het nodig om de dosering aan te passen.

Kan ik verslaafd raken aan deze middelen?

Ja. In tegenstelling tot de morfine-achtige pijnstillers kan bij het gebruik van benzodiazepinen wel afhankelijkheid, dus verslaving optreden. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Het risico van afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugmisbruik in de anamnese.  In verband met dit risico dient het gebruik van deze middelen dan ook te worden beperkt tot ten hoogste enkele maanden en als slaapmiddel tot 1–2 weken, maximaal 4 weken.

Rijvaardigheid

Deze aanvullende medicijnen hebben echter een ernstig negatieve invloed op de rijvaardigheid en om die reden is het bij de Nederlandse wetgeving verboden om auto te rijden. Dit wordt dan ook ten zeerste ontraden.

Aanvullende medicijnen voor pijnbestrijding

Wat voor soort middelen kunnen aanvullend tegen pijn gebruikt worden?

U krijgt medicijnen waarvan bekend is dat ze pijnstillend kunnen werken. Deze groep medicijnen bestaat uit middelen die op verschillenden manieren pijn kunnen verlichten.

  • Middelen die onder andere pijn door druk op zenuwen of de hersenen verlichten. De meest bekende hiervan zijn dexamethason (Oradexon®) en prednison. Deze middelen kunnen ook een andere werking hebben, zoals het verbeteren van de eetlust.

Daarnaast zijn er middelen die ervoor zorgen dat u de pijn beter aan kunt:

  • Als u goed uitgerust bent kan de pijn verminderen. Er zijn middelen die het inslapen of doorslapen kunnen bevorderen. De meest bekende hiervan zijn temazepam (Normison®), nitrazepam (Mogadon®) en lorazepam (Temesta®).
  • Wanneer u minder angstig of gespannen bent kan de pijn afnemen. Er zijn middelen die een gunstige werking hebben op angst en gespannenheid. De meest bekende hiervan zijn oxazepam (Seresta®) en diazepam (Valium®).
  • Stemming, depressiviteit. Pijn kan van invloed zijn op de gevolgen van het dagelijks leven. U kunt er somber door worden, of gespannen en nerveus. Dit kan de pijn verergeren. Maak dit bespreekbaar met uw (huis)arts.

Hoe kan ik deze middelen innemen?

U kunt de meeste medicijnen innemen met ruim water, melk of een andere vloeistof. Verdere informatie wordt door uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige gegeven en vindt u op de bijsluiter.

Hebben deze middelen bijwerkingen?

Door deze middelen kunt u soms suf, slaperig of duizelig worden. Ook is het mogelijk dat u hoofdpijn krijgt. Deze bijwerkingen komen niet vaak voor en zijn meestal van tijdelijke aard.
Daarnaast heeft ieder middel zijn eigen specifieke bijwerkingen. Verdere informatie hierover krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden. Soms is het nodig om de dosering aan te passen.

Kan ik verslaafd raken aan deze middelen?

Ja. In tegenstelling tot de morfine-achtige pijnstillers kan bij het gebruik van benzodiazepinen wel afhankelijkheid, dus verslaving optreden. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Het risico van afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugmisbruik in de anamnese.  In verband met dit risico dient het gebruik van deze middelen dan ook te worden beperkt tot ten hoogste enkele maanden en als slaapmiddel tot 1–2 weken, maximaal 4 weken.

Rijvaardigheid

Deze aanvullende medicijnen hebben echter een ernstig negatieve invloed op de rijvaardigheid en om die reden is het bij de Nederlandse wetgeving verboden om auto te rijden. Dit wordt dan ook ten zeerste ontraden.

Neuropathische pijn of zenuwpijn

Wat is neuropathische pijn of zenuwpijn?

Neuropathische pijn of ook wel zenuwpijn genoemd is pijn die het gevolg is van druk op een zenuw of ingroei in een zenuw of een beschadiging in het ruggenmerg of hersenen. Zenuwpijn kan ook het gevolg zijn van een operatie of chemotherapie. Het is een lastig te bestrijden pijn die ook moeilijk te omschrijven is. Meestal wordt deze pijn wordt omschreven als ‘brandend’, ‘elektrisch’, ‘stekend’ of ‘schietend’. 

Welke medicijnen werken tegen zenuwpijn?

U krijgt medicijnen waarvan bekend is dat ze pijnstillend kunnen werken. Deze medicijnen hebben effect op de zenuwgeleiding van pijn. Meestal worden ze gebruikt voor pijn door beschadigde zenuwen. Het zijn middelen die ook worden voorgeschreven bij een depressie of tegen epilepsie. Van deze middelen is bekend dat deze bepaalde soorten pijn doen verminderen, met name zenuwpijn. Dit staat echter niet in de bijsluiter vermeld. 

Bekende  middelen zijn carbamazepine (Tegretol®), amitriptyline (Tryptizol®), pregabaline (Lyrica®), gabapentine (Neurontin®), venlafaxine (Efexor®).
Deze middelen krijgt u vaak samen met een pijnstiller uit groep 1 en/ of 3.  Groep 1 zijn pijnstillers zonder morfine-achtige middelen, zoals paracetamol, ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia ®). Groep 3 zijn pijnstillers met morfine-achtige middelen als Morfine retard®, Kapanol®,  OxyCodon®, Palladon SR®, methadon (Symoron®) of de fentanylpleister. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn.

Wat is de werking van deze pijnstillers?

De werking deze middelen begint niet direct maar pas na 1 tot 2 weken. Elk middel dient voldoende tijd, soms vier weken, dagelijks te worden ingenomen. Pas na die periode is het duidelijk of het middel tegen deze pijn effectief is. Wel kan tussendoor de dosering worden aangepast.

Hoe kan ik deze middelen innemen?

U kunt de meeste medicijnen innemen met ruim water. Verdere informatie wordt door uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige gegeven en vindt u op de bijsluiter.

Hebben deze middelen bijwerkingen?

Door deze middelen kunt u soms suf, slaperig of duizelig worden. Ook is het mogelijk dat u hoofdpijn krijgt. Deze bijwerkingen komen niet vaak voor en zijn meestal van tijdelijke aard.
Daarnaast heeft ieder middel zijn eigen specifieke bijwerkingen. Verdere informatie hierover krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze.  Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden. Soms is het nodig om de dosering aan te passen.

Rijvaardigheid

Rijd geen auto of andere voertuigen in de eerste week van het gebruik. Pas ook op bij andere activiteiten waarbij de oplettendheid nodig is zoals het bedienen van machines en werken op hoogte.

Komt u binnenkort bij ons op bezoek?

Hoe bereidt u uw gesprek voor? Wat neemt u mee? Alles wat u moet weten in een handig overzicht.
Bereid u voor