Pijnstillers zonder morfine
Informatie soort medicatie, werking, gebruik en bijwerkingen van pijnstillers zonder morfine.
Wat zijn dit voor pijnstillers?
Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. Hier gaat het om een pijnstiller uit groep 1. Deze groep bevat pijnstillers zonder morfine, ook wel ‘niet morfine-achtige pijnstillers’ genoemd. Paracetamol is bij pijn het eerste middel van keuze. Als het onvoldoende werkt kan er een andere ‘niet morfine-achtige pijnstiller’ aan toegevoegd worden. De meest bekende hiervan zijn ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia ®). De paracetamol wordt in het algemeen wel gecontinueerd. Als deze middelen onvoldoende werken, kunnen ze worden aangevuld met of worden vervangen door middelen van een andere groep.
Wat is de werking van deze pijnstillers?
Deze middelen werken op de plaats waar de pijn ontstaat. Dit is de plaats waar de weefselbeschadiging of de druk op weefsels is opgetreden. Een aantal van deze middelen kan de ontstekingsreactie remmen, of werkt in op de stoffen die vrijkomen bij (beginnende) weefselbeschadiging.
Hoe gebruik ik deze pijnstillers?
Pijnstillers werken het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Daarom is het belangrijk om de medicijnen op vaste tijden in te nemen. De werkingsduur is per pijnstiller verschillend. Het gebruik is daarom ook verschillend per pijnstiller.Wanneer de medicijnen 4 keer per dag moeten worden ingenomen, betekent dit voor u elke 6 uur inname van de pijnstillers.Soms is het nuttig om ’s ochtends de wekker te zetten, zodat u op tijd de medicijnen inneemt in plaats van dat u van de pijn wakker wordt, vervolgens een pijnstiller inneemt en moet wachten totdat deze pijnstiller werkt. Meestal krijgt u de pijnstillers in tablet vorm. Neem uw medicijnen in met ruim water, melk, vla, yoghurt of een andere vloeistof. Een aantal van deze medicijnen zijn eveneens als zetpil verkrijgbaar en soms ook als drank.
Hebben deze pijnstillers bijwerkingen?
Paracetamol geeft bijna geen bijwerkingen, daarom is paracetamol bij pijn meestal het eerste middel van keuze. De andere niet-morfine-achtige pijnstillers kunnen soms maagpijn, misselijkheid of andere klachten veroorzaken Als u in het verleden maagklachten heeft gehad, is het goed dit aan uw (huis)arts te vertellen. Wanneer u een pijnstiller uit deze groep langdurig nodig hebt schrijft uw arts soms een medicijn voor dat uw maag beschermt. Daarnaast kunnen een aantal pijnstillers van invloed zijn op de nierfunctie of de bloedstolling. Het is daarom voor uw arts van belang te weten of u bloedverdunners gebruikt. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.
Een aantal van deze pijnstillers zijn zogenaamde zelfzorgmiddelen en dus zonder recept bij drogist of apotheek verkrijgbaar. Het is erg belangrijk voor uw (huis)arts dat hij/zij op de hoogte is dat u deze pijnstillers gebruikt.
Zwakwerkende morfine-achtige pijnstillers
Wat zijn dit voor soort pijnstillers?
Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. De groep pijnstillers uit groep 2 bevat zwak morfine-achtige pijnstillersen worden zelden voorgeschreven bij kankerpijn. De meest bekende middelen in deze groep zijn codeïne, buprenorfine (Temgesic®, Transtec®) en tramadol (Tramal®, Tramagetic®).
Pijnstillers uit groep 2 krijgt u meestal samen met een pijnstiller uit groep 1. Dit zijn middelen zonder morfine, zoals paracetamol, ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia®). Als deze pijnstillers onvoldoende werken, kan worden overgegaan op middelen van een andere groep.
Wat is de werking van deze pijnstillers?
Wanneer er in uw lichaam weefsel beschadigd is of weggedrukt wordt, ontstaan er prikkels die via het ruggenmerg naar de hersenen gestuurd worden. Codeïne, buprenorfine en tramadol werken in op de pijnervaring in de hersenen en het ruggenmerg. Als u ook pijnstillers uit groep 1 krijgt, gebeurt dat om de pijn op meerdere ‘fronten’ aan te pakken.
Hoe gebruik ik deze pijnstillers?
Pijnstillers werken het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Daarom is het belangrijk om de medicijnen op vaste tijden in te nemen. Buprenorfine en tramadol werken 6 tot 8 uur en kunnen 3 tot 4 keer per dag worden ingenomen. Bij oudere mensen kan buprenorfine 12 uur werken. Van tramadol bestaan ook tabletten met een langere werkingsduur: Tramal retard® werkt 12 uur en kan 2 keer per dag ingenomen worden en de tramal once daily, die 24 uur werkt. De werkingsduur van codeïne is 4 tot 6 uur en kan tot 6 keer per dag worden ingenomen.
Wanneer de medicijnen 4 keer per dag moeten worden ingenomen, betekent dit voor u elke 6 uur inname van de pijnstillers. Soms is het nuttig om ’s ochtends de wekker te zetten, zodat u op tijd de medicijnen in neemt in plaats van dat u van de pijn wakker wordt, vervolgens een pijnstiller inneemt en moet wachten totdat deze pijnstiller werkt. Wanneer het een probleem is om ‘s nachts een pijnstiller in te nemen, kunt u met de arts overleggen of er een andere oplossing is. Soms kan een dubbele dosis voor de nacht een oplossing zijn. Zo kunt u de nacht dan toch redelijk overbruggen.
Meestal krijgt u de pijnstillers in tablet vorm. Neem uw medicijnen in met ruim water, melk, vla, yoghurt of een andere vloeistof. Deze medicijnen zijn vaak ook als zetpil verkrijgbaar en soms ook als drank. Van tramadol bestaan ook capsules, bruistabletten en druppelvloeistof. Buprenorfine is een tabletje en/of pleister dat u onder de tong moet laten smelten, of op de huid moet plakken. Afhankelijk van het merk pleister dat u is voorgeschreven dient u de pleister 1x per 4 dagen of 1x per 7 dagen te vervangen.
Hebben de pijnstillers bijwerkingen?
Deze opiaten veroorzaken een tragere werking van de darmen, ook wel obstipatie of verstopping genoemd. Daarom is het noodzakelijk om, uit voorzorg, in overleg met uw (huis)arts een laxeermiddel te gebruiken. Daarnaast kunt u ook uw voeding aanpassen. Enkele adviezen zijn: veel drinken (ongeveer 2 liter per dag), vers fruit/groenten, bruin brood en pruimen eten. Een enkele keer komt ook bij tramadol een tragere werking van de darmen voor.
Van tramadol kunt u suf, duizelig of misselijk worden. Dit komt nog al eens voor en de klachten gaan meestal na een paar dagen over. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat u last krijgt van deze bijwerkingen kan de arts de dosering ‘insluipen’. Dit wil zeggen dat hij u eerst een lage dosis voorschrijft die hij vervolgens kan verhogen wanneer uw pijn nog niet voldoende verminderd is.
Wanneer u last heeft van duizeligheid of suf bent, is het verstandig dat u geen auto bestuurt. Wanneer u last heeft van misselijkheid, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal is hier iets tegen te doen. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.
Heb ik steeds meer van deze pijnstillers nodig?
Wanneer de pijn toeneemt kan het nodig zijn de dosis van de codeïne, buprenorfine of tramadol te verhogen. Het is in dit geval niet zo dat de pijnstiller niet meer werkt. Wel hebben deze pijnstillers een maximale dosering. Wanneer dit voor u onvoldoende is, kan worden overgegaan op middelen van een andere groep.
Kan ik verslaafd raken aan deze pijnstillers?
Nee. U raakt niet verslaafd aan codeïne, buprenorfine of tramadol. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Dit komt niet voor als deze pijnstillers worden gebruikt om pijn te bestrijden.
Sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers via de mond
Wat zijn dit voor pijnstillers?
Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. Op dit moment krijgt u pijnstillers uit groep 3.
Pijnstillers uit groep 3 bevatten sterke, morfine-achtige pijnstillers. De meest bekende in deze groep zijn morfine-achtige pijnstillers met een versnelde afgifte (Oramorph®, OxyNorm®, Palladon IR®, Actiq®, Abstral®, Effentora®, Breakyl®, Instanyl®) en morfine-achtige pijnstillers met vertraagde afgifte (Morfine retard®, Kapanol®, OxyCodon®, Palladon SR®, methadon (Symoron®) en de fentanylpleister. Voor de fentanylpleister is een aparte bijlage in de pijnwijzer.
Deze middelen krijgt u vaak samen met een pijnstiller uit groep 1. Dit zijn middelen zonder morfine, zoals paracetamol, ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia®). Als deze pijnstillers onvoldoende werken, kan worden overgegaan op een andere manier van toediening van de pijnstillers (groep 4).
Wat is de werking van deze pijnstillers?
Wanneer in uw lichaam weefsel beschadigd is of weggedrukt wordt, ontstaan er prikkels die via het ruggenmerg naar de hersenen gestuurd worden. De pijnstillers uit groep 3, sterk morfine-achtige pijnstillers, werken vooral in op de pijnervaring in de hersenen en het ruggenmerg. Deze sterk morfine-achtige pijnstillers zorgen ervoor dat de pijn zo goed mogelijk bestreden wordt, waardoor u zich beter gaat voelen en meer kunt doen. Als u ook pijnstillers uit groep 1 krijgt, gebeurt dat om de pijn op meerdere ‘fronten’ aan te pakken.
Hoe gebruik ik deze pijnstillers?
Pijnstillers werken het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Daarom is het belangrijk om de medicijnen op vaste tijden te gebruiken.
MS-Contin®, Kapanol, Oxycontin®, en Palladon® zijn langwerkende middelen. De pijnstiller wordt heel gelijkmatig opgenomen in het bloed en werkt langdurig (8-12 uur). Neem deze pijnstillers twee maal per dag in op vaste tijden, zodat er een constante spiegel van de pijnstiller in uw bloed aanwezig is. Soms is het verstandig om hiervoor de wekker te zetten, zodat u ’s ochtends op tijd de pijnstiller in neemt. Als er ondanks deze langwerkende pijnstillers toch nog pijn is, neem dan een kort werkend morfine-achtig middel in. Soms kan het een oplossing zijn om alvast voorafgaand aan een inspanning die in het algemeen met pijn gepaard gaat, een kort werkend middel te nemen om zo de pijn te voorkomen. De werkingsduur van kort werkende morfine-achtige middelen (zoals Oramorph®, OxyNorm® en morfinedrank) is 4 – 6 uur en dit kan tot 6 keer per dag worden ingenomen.
Het is goed dat u zelf noteert wanneer u de extra pijnstillers heeft gebruikt. Als u ze vaak nodig heeft kan dit betekenen dat de dosis van de medicijnen die u op vaste tijden gebruikt onvoldoende is en moet worden aangepast.
Meestal krijgt u de pijnstillers in tabletvorm, als capsule of als drankje. Neem de tabletten en capsules in met ruim water, melk of een andere vloeistof. Wanneer u moeite heeft met slikken mag u de capsules Kapanol® open maken en de kleine bolletjes (micropellets) met een kleine hoeveelheid vloeistof innemen. De tabletten Morfine retard en OxyContin® mogen daarentegen niet gebroken of gekauwd worden. Dit geldt ook voor de capsules Palladon. Morfine is eveneens als zetpil verkrijgbaar. Deze zetpillen hebben dezelfde werkingsduur als kort werkende morfine-achtige middelen, namelijk 4-6 uur.
Hebben deze pijnstillers bijwerkingen?
Sterk morfine-achtige pijnstillers veroorzaken een tragere werking van de darmen, ook wel obstipatie of verstopping genoemd. Daarom is het noodzakelijk om, uit voorzorg, in overleg met uw (huis)arts een laxeermiddel te gebruiken. Daarnaast kunt u ook uw voeding aanpassen. Enkele adviezen zijn: veel drinken, vers fruit/groenten, bruin brood en pruimen eten. Soms kunt u door opiaten suf worden of gaan dromen. Verder kunt u door deze middelen duizelig of misselijk worden, of last krijgen van een droge mond. Vaak gaan deze bijwerkingen na een paar dagen over, of ze worden minder erg. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze.
Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.
Heb ik steeds meer van deze pijnstillers nodig?
Morfine-achtige middelen zijn in vele situaties een goede pijnstiller. Zo worden morfine-achtige pijnstillers gegeven aan patiënten met kanker in de laatste levensfase. De morfine-achtige pijnstillers worden ook in deze fase voorgeschreven met het doel bestrijding van klachten en verbetering van kwaliteit van leven. Maar een morfine-achtige pijnstiller wordt ook gegeven aan patiënten met kanker die niet in de laatste levensfase zijn maar wel goede pijnstilling nodig hebben, soms tijdelijk. Wanneer de pijn toe neemt kan het nodig zijn de dosis van de pijnstiller te verhogen. Het is in dit geval niet zo dat de pijnstiller niet meer werkt. Er is geen maximale dosis voor morfine-achtige pijnstillers. Dit betekent dat de dosering van deze pijnstillers altijd verhoogd kan worden. De angst van veel mensen dat er te vroeg met morfine-achtige pijnstillers begonnen wordt, is daarom onterecht.
Kan ik verslaafd raken aan deze pijnstillers?
Nee. U raakt niet verslaafd aan morfine-achtige pijnstillers. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Dit komt niet voor als een morfine-achtig middel wordt gebruikt om pijn te bestrijden. Het gebruik van morfine-achtige pijnstillers kan echter niet van de ene op de andere dag gestopt worden, omdat uw lichaam aan de stof gewend is. Uw arts zal de dosis geleidelijk verminderen als besloten wordt de pijnbehandeling te wijzigen.
Bestaat er gevaar voor overdosering?
Bij pijnbestrijding wordt de dosis zorgvuldig afgestemd op uw pijnklachten. Naarmate u meer pijn heeft kan de dosering stap voor stap worden verhoogd. Er is dan géén gevaar voor overdosering. Bij pijnbestrijding hoeft u dan ook niet bang te zijn dat u door de morfine-achtige pijnstillers eerder komt te overlijden. In de bijsluiter wordt als bijwerking ‘ademhalings-depressie’ genoemd. Dit betekent dat door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers de ademhaling langzamer gaat. Door pijn wordt de ademhaling vaak versneld. Dit is erg vermoeiend. Door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers wordt deze snelle ademhaling teruggebracht, zodat een voor u prettig tempo ontstaat.
Mag ik met deze pijnstillers autorijden?
Wellicht kunt u zich voorstellen dat u beter in staat bent tot autorijden als u geen of weinig pijn heeft. Tijdens de inwerkperiode hebben sterkwerkende-morfineachtige pijnstillers een ernstig negatieve invloed op de rijvaardigheid en om die reden is het dan bij de Nederlandse wetgeving verboden om auto te rijden. Om deze reden wordt het advies gegeven de eerste 2 weken geen auto te rijden. Wordt de opioïd-dosering verhoogd, dan geldt opnieuw een termijn van twee weken waarin u geen auto mag rijden.
Sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers via een pleister
Wat zijn dit voor soort pijnstillers?
Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. Op dit moment krijgt u pijnstillers uit groep 3.
Pijnstillers uit groep 3 bevatten sterke, morfine-achtige pijnstillers. De fentanylpleister (Durogesic®) is een pijnstiller met een morfine-achtig middel. Daarnaast zijn er andere morfine-achtige pijnstillers, met een versnelde afgifte (Oramorph®, OxyNorm®, Palladon IR®, Actiq®, Abstral®, Effentora®, Breakyl®, Instanyl®) en morfine-achtige pijnstillers met vertraagde afgifte (Morfine retard®, Kapanol®, OxyCodon®, Palladon SR® en methadon (Symoron®). Voor deze middelen is een aparte bijlage. Deze middelen krijgt u vaak samen met een pijnstiller uit groep 1. Dit zijn middelen zonder morfine, zoals paracetamol, ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia®). Als de pijnstillers uit groep 3 onvoldoende werken, kan worden overgegaan op een andere manier van toediening van de pijnstillers (groep 4).
Wat is de werking van deze pijnstillers?
Wanneer in uw lichaam weefsel beschadigd is of weggedrukt wordt, ontstaan er prikkels die via het ruggenmerg naar de hersenen gestuurd worden. De pijnstillers uit groep 3, sterk morfine-achtige pijnstillers, werken vooral in op de pijnervaring in de hersenen en het ruggenmerg. Sterk morfine-achtige pijnstillers zorgen ervoor dat de pijn zo goed mogelijk bestreden wordt, waardoor u zich beter gaat voelen en meer kunt doen. Als u ook pijnstillers uit groep 1 krijgt, gebeurt dat om de pijn op meerdere ‘fronten’ aan te pakken.
Hoe gebruik ik deze pijnstillers?
Pijnstillers werken het beste wanneer er steeds een bepaalde hoeveelheid van deze pijnstillers in het bloed aanwezig is. Daarom is het belangrijk om de medicijnen op vaste tijden te gebruiken.
De pijnpleister bereikt zijn maximale effect 8 - 12 uur na het opplakken van de pleister en werkt bij de meeste mensen 3 dagen. Het is belangrijk om eerst de oude pleister te verwijderen om vervolgens een nieuwe pleister op te plakken. De pijnstiller in de pleister wordt heel gelijkmatig door uw huid opgenomen in het bloed en werkt zo door uw hele lichaam. Deze manier van toedienen wordt ook wel 'transdermaal' genoemd.
Uw (huis)arts kan u in aanvulling op de langwerkende pijnpleister een snelwerkende pijnstiller (bijvoorbeeld morfinedrank, -tabletten -capsules, neusspray of zuigtablet ) voorschrijven die u kunt gebruiken op momenten dat u tijdelijk even meer pijn ervaart. Als er ondanks deze langwerkende pijnstillers toch nog pijn is, neem dan een snelwerkende pijnstiller in. Soms kan het een oplossing zijn om alvast voorafgaand aan een inspanning die in het algemeen met pijn gepaard gaat, een ‘rescue’ te nemen om zo de pijn te voorkomen. Het is goed dat u zelf noteert wanneer u deze extra pijnstillers heeft gebruikt. Als u ze vaak nodig heeft kan dit betekenen dat de hoeveelheid medicijnen die u via de pleister gebruikt onvoldoende is en moet worden aangepast. Meer informatie over deze snelwerkende pijnstillers kunt u vinden onder 'doorbraakpijn'.
Hebben deze pijnstillers bijwerkingen?
Alle sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers veroorzaken een tragere werking van de darmen, ook wel obstipatie of verstopping genoemd. Daarom is het noodzakelijk om, uit voorzorg, in overleg met uw (huis)arts een laxeermiddel te gebruiken. Daarnaast kunt u ook uw voeding aanpassen. Enkele adviezen zijn: veel drinken, vers fruit/groenten, bruin brood en pruimen eten.
Soms kunt u door de pijnpleister suf worden of gaan dromen. Verder kunt u door deze middelen duizelig of misselijk worden, of last krijgen van een droge mond. Vaak gaan deze bijwerkingen na een paar dagen over, of ze worden minder erg. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.
Heb ik steeds meer van deze pijnstillers nodig?
Wanneer de pijn toe neemt kan het nodig zijn de dosis van de pijnpleister te verhogen. Het is in dit geval niet zo dat de pijnstiller niet meer werkt. Er is geen maximale dosis voor morfine-achtige pijnstillers. Dit betekent dat de dosering van morfine-achtige pijnstillers altijd verhoogd kan worden. De angst van veel mensen dat er te vroeg met morfine-achtige pijnstillers begonnen wordt, is daarom onterecht. De pijnpleister is verkrijgbaar in 5 verschillende sterktes, te weten Fentanyl 12, 25, 50, 75 en 100 mcg. Het is goed mogelijk om enkele pleisters tegelijk te gebruiken, bijv. twee van 100 en een van 50. Wanneer u meer dan 5 pleisters van 100 nodig hebt kan het aantal beschikbare plakplaatsen een belemmering gaan vormen. Uw (huis)arts zal dan nagaan in hoeverre het ophogen van de pleister nog kan. Anders kan worden overgegaan op pijnstillers uit een andere groep.
Kan ik verslaafd raken aan deze pijnstillers?
Nee. U raakt niet verslaafd aan de pijnpleister. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Dit komt niet voor als een morfine-achtig middel wordt gebruikt om pijn te bestrijden. Het gebruik van morfine-achtige pijnstillers kan echter niet van de ene op de andere dag gestopt worden, omdat uw lichaam aan de stof gewend is. Uw arts zal de dosis geleidelijk verminderen als besloten wordt de pijnbehandeling te wijzigen.
Bestaat er gevaar voor overdosering?
Bij pijnbestrijding wordt de dosis zorgvuldig afgestemd op uw pijnklachten. Naarmate u meer pijn heeft kan de dosering stap voor stap worden verhoogd. Er is dan géén gevaar voor overdosering. Bij pijnbestrijding hoeft u dan ook niet bang te zijn dat u door de morfine-achtige pijnstillers eerder komt te overlijden. In de bijsluiter wordt als bijwerking ‘ademhalings-depressie’ genoemd. Dit betekent dat door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers de ademhaling langzamer gaat. Door pijn wordt de ademhaling vaak versneld. Dit is erg vermoeiend. Door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers wordt deze snelle ademhaling teruggebracht, zodat een voor u prettig tempo ontstaat.
Mag ik met deze pijnstillers autorijden?
Wellicht kunt u zich voorstellen dat u beter in staat bent tot autorijden als u geen of weinig pijn heeft. Tijdens de inwerkperiode hebben sterkwerkende-morfineachtige pijnstillers een ernstig negatieve invloed op de rijvaardigheid en om die reden is het dan bij de Nederlandse wetgeving verboden om auto te rijden. Om deze reden wordt het advies gegeven de eerste 2 weken geen auto te rijden. Wordt de opioïd-dosering verhoogd, dan geldt opnieuw een termijn van twee weken waarin u geen auto mag rijden.
Wat is de gebruiksaanwijzing van de pleister?
De pijnpleister wordt meestal op het bovenlichaam of op de bovenarm geplakt. Andere plaatsen kunnen uw rug of bovenbenen zijn. De plaats waar u de pleister plakt mag niet beschadigd of geïrriteerd zijn. Ook mag u op die plaats in het verleden niet bestraald zijn. Verwijder altijd eerst de oude pleister. U kunt deze voorzichtig van de huid trekken. Vouw hem daarna dubbel, met de kleeflaag naar binnen, zodat de pleister niet meer gebruikt kan worden. Elke nieuwe pleister moet op een andere huidplek worden aangebracht. Zorg dat de huid ter plaatse schoon en vooral goed droog is. Plak de pleister op een plaats waar u geen crème of zalf heeft gebruikt. De huid niet van tevoren met zeep wassen. Zo nodig alleen met water schoonmaken. Eventueel aanwezige haren moeten worden afgeknipt (NIET scheren; dit geeft irritatie). De pleister zit vastgeplakt op een grotere laag beschermfolie. Om de pleister gemakkelijk te kunnen verwijderen is de folie s-vormig gesneden. Trek een helft van de beschermfolie van de achterkant van de pleister af. Zorg ervoor dat u hierbij de lijmlaag niet aanraakt, hierdoor kan de pleister minder goed gaan plakken. De helft van de pleister waarvan u de beschermfolie heeft verwijderd kunt u op de huid plakken. Vervolgens kunt u de andere helft van de beschermfolie van de pleister trekken. Na het opplakken drukt u de pleister 30 seconden stevig vast met de vlakke hand. Zorg ervoor dat alle randjes goed vastzitten. Noteer in uw pijndagboek, op de keukenkalender of op het doosje de datum en tijd en eventueel de plaats waarop u de pleister hebt opgeplakt.
Speciale aanwijzingen
- Oude gebruikte pleisters zijn klein chemisch afval.
- De huidplek waar u een pleister vanaf hebt gehaald kunt u pas na enkele dagen opnieuw gebruiken om een pleister op te plakken.
- Door (hevige) warmte kan de afgifte van de pijnmedicatie uit de pleister ontregeld raken. Pas daarom op wanneer u met de pleister in een heet bad, in de zon of op een elektrische deken gaat liggen. Het is mogelijk dat u suffer wordt. Laat altijd iemand uit uw omgeving u in de gaten houden.
- Raadpleeg bij koorts uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige.
- Wanneer uw pleister tussendoor is losgeraakt kunt u hem het beste verwijderen en een nieuwe opplakken. Een loszittende pleister droogt vrij snel uit en plakt dan niet goed meer. Hierdoor werkt de pijnstiller niet goed meer.
- Wanneer uw pleister regelmatig tussendoor losgaat is het mogelijk hem met een speciale pleister vast te plakken. U kunt uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige of apotheker om advies vragen.
- Wanneer u meer dan één pleister gebruikt (bijvoorbeeld 1 van 100 mcg en 1 van 25 mcg) kunt u deze het beste tegelijk vervangen. Om beurten vervangen leidt niet tot betere pijnstilling maar geeft wel meer kans op verwarring.
- Het opplakken van de pleister kunt u zelf doen, maar u kunt ook mensen uit uw directe omgeving vragen de pleister te plakken. De (wijk)verpleegkundige kan u hier instructies over geven.
Sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers via een pompje
Wat zijn dit voor soort pijnstillers?
Pijnstillers worden volgens een schema gegeven. Dit schema bestaat uit vier groepen pijnstillers van verschillende sterkte. Op dit moment krijgt u pijnstillers uit groep 4.
Groep 4 bevat sterkwerkende morfine-achtige pijnstillers. De meest bekende middelen in deze groep zijn morfine, fentanyl, oxycodone en hydromorfon. Soms worden deze medicijnen gecombineerd met andere middelen.
Wat is de werking van deze pijnstillers?
Wanneer in uw lichaam weefsel beschadigd is of weggedrukt wordt, ontstaan er prikkels die via het ruggenmerg naar de hersenen gestuurd worden. De pijnstillers uit groep 4, sterk morfine-achtige pijnstillers, werken in op het ruggenmerg en op de pijnervaring in de hersenen. Sterk morfine-achtige pijnstillers zorgen ervoor dat de pijn zo goed mogelijk bestreden wordt, waardoor u zich beter gaat voelen en meer kunt doen. Als u ook pijnstillers uit groep 1 krijgt, gebeurt dat om de pijn op meerdere ‘fronten’ aan te pakken.
Hoe worden deze pijnstillers toegediend?
In deze stap worden de pijnstillers onder de huid, in de bloedbaan of via het ruggenwervelkanaal toegediend. De medicijnen kunnen via injecties of met behulp van een pompje worden toegediend. U krijgt dan de hele dag door morfine-achtige pijnstillers toegediend in kleine hoeveelheden. Hiervoor wordt een dun slangetje (katheter) ingebracht onder de huid, in het bloedvat, of tussen de ruggenwervels door naar de ruimte met ruggenmergsvloeistof. Het toedienen van medicijnen via het ruggenwervelkanaal wordt ook wel ‘spinale pijnbestrijding’ genoemd. Hierbij komt de pijnstiller dichtbij het ruggenmerg terecht. In het ruggenmerg lopen zenuwen. Deze zenuwen zijn heel gevoelig voor morfine-achtige pijnstillers. Hierdoor kan met een lage dosis een goed pijnstillend effect bereikt worden. Bij gebruik van morfine-achtige tabletten, -capsules, -zetpillen of -drank is een hogere dosis van een morfine-achtige pijnstiller nodig. Ook wanneer de medicijnen onder de huid of in het bloedvat worden toegediend kan vaak met een lagere dosis een goed pijnstillend effect worden bereikt.
Meestal is het zo dat de (wijk)verpleegkundige of de huisarts u ondersteunt bij deze manier van pijnbestrijding, bijvoorbeeld bij het verwisselen van de medicatiecassette. Verder kan een speciaal bedrijf voor de technische ondersteuning bij het pompje zorgen.
Hebben de pijnstillers bijwerkingen?
Opiaten geven een tragere werking van de darmen, ook wel obstipatie of verstopping genoemd. Daarom is het noodzakelijk een laxeermiddel te gebruiken. Daarnaast kunt u ook proberen uw voeding aan te passen. Uw (huis)arts, (wijk)verpleegkundige of diëtiste kunnen u hier desgewenst advies over geven. Soms kunt u door het morfine-achtige middel suf worden of gaan dromen. Verder kunt u door deze middelen duizelig of misselijk worden, of last krijgen van een droge mond. Vaak gaan deze bijwerkingen na een paar dagen over, of worden ze minder erg.
Omdat bij deze manieren van pijnbestrijding vaak een lagere dosis van een morfine-achtige pijnstiller gegeven wordt, zijn de bijwerkingen meestal geringer. Verdere informatie over de bijwerkingen krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden.
Heb ik steeds meer van deze pijnstillers nodig?
Wanneer de pijn toe neemt kan het nodig zijn de dosis van de morfine-achtige pijnstillers te verhogen. Het is in dit geval niet zo dat de pijnstiller niet meer werkt. Er is geen maximale dosis voor morfine-achtige pijnstillers. Dit betekent dat de dosering altijd verhoogd kan worden. De angst van veel mensen dat er te vroeg met morfine-achtige pijnstillers begonnen wordt, is daarom onterecht.
Kan ik verslaafd raken aan deze pijnstillers?
Nee. U raakt niet verslaafd aan morfine-achtige pijnstillers. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Dit komt niet voor als morfine-achtige pijnstillers worden gebruikt om pijn te bestrijden. Het gebruik van morfine-achtige pijnstillers kan echter niet van de ene op de andere dag gestopt worden, omdat uw lichaam aan de stof gewend is. Uw arts zal de dosis geleidelijk verminderen als besloten wordt de pijnbehandeling te wijzigen.
Bestaat er gevaar voor overdosering?
Bij pijnbestrijding wordt de dosis zorgvuldig afgestemd op uw pijnklachten. Naarmate u meer pijn heeft kan de dosering stap voor stap worden verhoogd. Er is dan géén gevaar voor overdosering. Bij pijnbestrijding hoeft u dan ook niet bang te zijn dat u door de morfine-achtige pijnstillers eerder komt te overlijden. In de bijsluiter wordt als bijwerking ‘ademhalings-depressie’ genoemd. Dit betekent dat door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers de ademhaling langzamer gaat. Door pijn wordt de ademhaling vaak versneld. Dit is erg vermoeiend. Door het gebruik van morfine-achtige pijnstillers wordt deze snelle ademhaling teruggebracht, zodat een voor u prettig tempo ontstaat.
Aanvullende medicijnen voor pijnbestrijding
Wat voor soort middelen kunnen aanvullend tegen pijn gebruikt worden?
U krijgt medicijnen waarvan bekend is dat ze pijnstillend kunnen werken. Deze groep medicijnen bestaat uit middelen die op verschillenden manieren pijn kunnen verlichten.
- Middelen die onder andere pijn door druk op zenuwen of de hersenen verlichten. De meest bekende hiervan zijn dexamethason (Oradexon®) en prednison. Deze middelen kunnen ook een andere werking hebben, zoals het verbeteren van de eetlust.
Daarnaast zijn er middelen die ervoor zorgen dat u de pijn beter aan kunt:
- Als u goed uitgerust bent kan de pijn verminderen. Er zijn middelen die het inslapen of doorslapen kunnen bevorderen. De meest bekende hiervan zijn temazepam (Normison®), nitrazepam (Mogadon®) en lorazepam (Temesta®).
- Wanneer u minder angstig of gespannen bent kan de pijn afnemen. Er zijn middelen die een gunstige werking hebben op angst en gespannenheid. De meest bekende hiervan zijn oxazepam (Seresta®) en diazepam (Valium®).
- Stemming, depressiviteit. Pijn kan van invloed zijn op de gevolgen van het dagelijks leven. U kunt er somber door worden, of gespannen en nerveus. Dit kan de pijn verergeren. Maak dit bespreekbaar met uw (huis)arts.
Hoe kan ik deze middelen innemen?
U kunt de meeste medicijnen innemen met ruim water, melk of een andere vloeistof. Verdere informatie wordt door uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige gegeven en vindt u op de bijsluiter.
Hebben deze middelen bijwerkingen?
Door deze middelen kunt u soms suf, slaperig of duizelig worden. Ook is het mogelijk dat u hoofdpijn krijgt. Deze bijwerkingen komen niet vaak voor en zijn meestal van tijdelijke aard.
Daarnaast heeft ieder middel zijn eigen specifieke bijwerkingen. Verdere informatie hierover krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden. Soms is het nodig om de dosering aan te passen.
Kan ik verslaafd raken aan deze middelen?
Ja. In tegenstelling tot de morfine-achtige pijnstillers kan bij het gebruik van benzodiazepinen wel afhankelijkheid, dus verslaving optreden. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Het risico van afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugmisbruik in de anamnese. In verband met dit risico dient het gebruik van deze middelen dan ook te worden beperkt tot ten hoogste enkele maanden en als slaapmiddel tot 1–2 weken, maximaal 4 weken.
Rijvaardigheid
Deze aanvullende medicijnen hebben echter een ernstig negatieve invloed op de rijvaardigheid en om die reden is het bij de Nederlandse wetgeving verboden om auto te rijden. Dit wordt dan ook ten zeerste ontraden.
Aanvullende medicijnen voor pijnbestrijding
Wat voor soort middelen kunnen aanvullend tegen pijn gebruikt worden?
U krijgt medicijnen waarvan bekend is dat ze pijnstillend kunnen werken. Deze groep medicijnen bestaat uit middelen die op verschillenden manieren pijn kunnen verlichten.
- Middelen die onder andere pijn door druk op zenuwen of de hersenen verlichten. De meest bekende hiervan zijn dexamethason (Oradexon®) en prednison. Deze middelen kunnen ook een andere werking hebben, zoals het verbeteren van de eetlust.
Daarnaast zijn er middelen die ervoor zorgen dat u de pijn beter aan kunt:
- Als u goed uitgerust bent kan de pijn verminderen. Er zijn middelen die het inslapen of doorslapen kunnen bevorderen. De meest bekende hiervan zijn temazepam (Normison®), nitrazepam (Mogadon®) en lorazepam (Temesta®).
- Wanneer u minder angstig of gespannen bent kan de pijn afnemen. Er zijn middelen die een gunstige werking hebben op angst en gespannenheid. De meest bekende hiervan zijn oxazepam (Seresta®) en diazepam (Valium®).
- Stemming, depressiviteit. Pijn kan van invloed zijn op de gevolgen van het dagelijks leven. U kunt er somber door worden, of gespannen en nerveus. Dit kan de pijn verergeren. Maak dit bespreekbaar met uw (huis)arts.
Hoe kan ik deze middelen innemen?
U kunt de meeste medicijnen innemen met ruim water, melk of een andere vloeistof. Verdere informatie wordt door uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige gegeven en vindt u op de bijsluiter.
Hebben deze middelen bijwerkingen?
Door deze middelen kunt u soms suf, slaperig of duizelig worden. Ook is het mogelijk dat u hoofdpijn krijgt. Deze bijwerkingen komen niet vaak voor en zijn meestal van tijdelijke aard.
Daarnaast heeft ieder middel zijn eigen specifieke bijwerkingen. Verdere informatie hierover krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden. Soms is het nodig om de dosering aan te passen.
Kan ik verslaafd raken aan deze middelen?
Ja. In tegenstelling tot de morfine-achtige pijnstillers kan bij het gebruik van benzodiazepinen wel afhankelijkheid, dus verslaving optreden. Verslaving wil zeggen dat iemand sterk de neiging heeft om een bepaald middel te gebruiken en dit middel nodig heeft om zich prettig te voelen. Het risico van afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugmisbruik in de anamnese. In verband met dit risico dient het gebruik van deze middelen dan ook te worden beperkt tot ten hoogste enkele maanden en als slaapmiddel tot 1–2 weken, maximaal 4 weken.
Rijvaardigheid
Deze aanvullende medicijnen hebben echter een ernstig negatieve invloed op de rijvaardigheid en om die reden is het bij de Nederlandse wetgeving verboden om auto te rijden. Dit wordt dan ook ten zeerste ontraden.
Neuropathische pijn of zenuwpijn
Wat is neuropathische pijn of zenuwpijn?
Neuropathische pijn of ook wel zenuwpijn genoemd is pijn die het gevolg is van druk op een zenuw of ingroei in een zenuw of een beschadiging in het ruggenmerg of hersenen. Zenuwpijn kan ook het gevolg zijn van een operatie of chemotherapie. Het is een lastig te bestrijden pijn die ook moeilijk te omschrijven is. Meestal wordt deze pijn wordt omschreven als ‘brandend’, ‘elektrisch’, ‘stekend’ of ‘schietend’.
Welke medicijnen werken tegen zenuwpijn?
U krijgt medicijnen waarvan bekend is dat ze pijnstillend kunnen werken. Deze medicijnen hebben effect op de zenuwgeleiding van pijn. Meestal worden ze gebruikt voor pijn door beschadigde zenuwen. Het zijn middelen die ook worden voorgeschreven bij een depressie of tegen epilepsie. Van deze middelen is bekend dat deze bepaalde soorten pijn doen verminderen, met name zenuwpijn. Dit staat echter niet in de bijsluiter vermeld.
Bekende middelen zijn carbamazepine (Tegretol®), amitriptyline (Tryptizol®), pregabaline (Lyrica®), gabapentine (Neurontin®), venlafaxine (Efexor®).
Deze middelen krijgt u vaak samen met een pijnstiller uit groep 1 en/ of 3. Groep 1 zijn pijnstillers zonder morfine-achtige middelen, zoals paracetamol, ibuprofen (Brufen®, Advil® ), diclofenac (Voltaren®, Arthrotec®), naproxen (Naproxen®, Aleve®), celebrex (Celecoxib®) en etiricoxib (Arcoxia ®). Groep 3 zijn pijnstillers met morfine-achtige middelen als Morfine retard®, Kapanol®, OxyCodon®, Palladon SR®, methadon (Symoron®) of de fentanylpleister. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn.
Wat is de werking van deze pijnstillers?
De werking deze middelen begint niet direct maar pas na 1 tot 2 weken. Elk middel dient voldoende tijd, soms vier weken, dagelijks te worden ingenomen. Pas na die periode is het duidelijk of het middel tegen deze pijn effectief is. Wel kan tussendoor de dosering worden aangepast.
Hoe kan ik deze middelen innemen?
U kunt de meeste medicijnen innemen met ruim water. Verdere informatie wordt door uw (huis)arts of (wijk)verpleegkundige gegeven en vindt u op de bijsluiter.
Hebben deze middelen bijwerkingen?
Door deze middelen kunt u soms suf, slaperig of duizelig worden. Ook is het mogelijk dat u hoofdpijn krijgt. Deze bijwerkingen komen niet vaak voor en zijn meestal van tijdelijke aard.
Daarnaast heeft ieder middel zijn eigen specifieke bijwerkingen. Verdere informatie hierover krijgt u van uw (huis)arts of vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat alle middelen bijwerkingen kunnen hebben, maar niet iedereen krijgt ze. Als u last heeft van bijwerkingen, is het belangrijk dat u dit met uw (huis)arts bespreekt. Meestal kan er iets aan gedaan worden. Soms is het nodig om de dosering aan te passen.
Rijvaardigheid
Rijd geen auto of andere voertuigen in de eerste week van het gebruik. Pas ook op bij andere activiteiten waarbij de oplettendheid nodig is zoals het bedienen van machines en werken op hoogte.