Waarom een bloedtransfusie
Binnenkort krijgt u een behandeling, waarbij er een kans bestaat dat u bloed toegediend moet krijgen. Dit heet een bloedtransfusie. Het kan ook zijn dat u een bloedproduct krijgt omdat er sprake is van een bloedziekte. Er zijn drie vormen van bloedtransfusie: transfusie met rode bloedcellen, bloedplaatjes of plasma. Bloedtransfusies worden alleen door uw arts voorgeschreven als dat voor de behandeling noodzakelijk is.
Hoe veilig is een bloedtransfusie
Het bloed wordt gegeven door een bloeddonor. Dat is iemand die vrijwillig bloed afstaat, de bloeddonor wordt hiervoor niet betaald. Alleen gezonde mensen kunnen bloeddonor worden.
Het donorbloed wordt gecontroleerd op infecties die mogelijk via bloed overgedragen kunnen worden:
Er wordt gecontroleerd op bacteriën in het bloed. Deze komen soms per ongeluk mee tijdens de afname van het donorbloed.
(Kans op) besmetting
Wanneer blijkt dat het bloed besmet is door bacterie of virus, wordt het altijd vernietigd. Toch blijft er, ondanks alle voorzorgen, een zeer kleine kans bestaan op besmetting met een virus of bacterie door de bloedtransfusie. Heeft u koorts, dan moet u altijd contact opnemen. De kans is wel heel klein. Zo is bijvoorbeeld de kans dat een eenheid bloed besmet is met HIV kleiner dan één op een miljoen.
'Passend' bloed
Behalve dat bloed niet besmet mag zijn, is het ook belangrijk dat het bloed dat iemand toegediend krijgt bij hem of haar ‘past’. Daarom nemen wij voor de transfusie twee keer bloed bij u af om tenminste uw bloedgroep en Rhesus D vast te stellen. En bij bepaalde ziekten wordt er zelfs met nog meer bloedgroepen rekening gehouden. Sommige mensen hebben afweerstoffen tegen bloedcellen van anderen in hun bloed. Deze stoffen kunnen gemaakt zijn na een zwangerschap of vroegere bloedtransfusie. Bij elke transfusie wordt hier opnieuw op gecontroleerd. Als u een antistof heeft gevormd, kan het langer duren voor dat er ‘passend’ bloed wordt gevonden. Het transfusielaboratorium controleert bij elke patiënt in het landelijk registratiesysteem of er eerder afweerstoffen zijn gevonden. Zo weet het laboratorium met nog meer zekerheid wat passend bloed is voor u.
Landelijk registratiesysteem afweerstoffen
Wanneer het Erasmus MC als eerste een antistof tegen een bloedgroep vindt in uw bloed, vermelden we deze afweerstoffen ook in het landelijke registratiesysteem. Na verloop van tijd kunnen deze afweerstoffen namelijk niet meer aantoonbaar zijn in uw bloed, maar zijn wel van belang bij een volgende bloedtransfusie. Het ziekenhuis waar u op dat moment wordt behandeld kan altijd dit registratiesysteem raadplegen en zodoende zo goed mogelijk passend bloed voor u uitzoeken. Wanneer dit gebeurt, zullen wij u door middel van een brief hiervan op de hoogte stellen. Als u dit niet wilt, staat in de brief vermeld hoe u hiertegen bezwaar kunt maken.
Tenslotte zal de verpleegkundige vlak voordat u een bloedtransfusie krijgt nogmaals controleren of het geselecteerde bloedproduct voor u bestemd is.
Het donorbloed wordt gecontroleerd op infecties die mogelijk via bloed overgedragen kunnen worden:
- drie soorten geelzucht-virussen (hepatitis B,C en E);
- de geslachtsziekte syfilis;
- het humaan immuundeficiëntievirus (HIV) dat aids kan veroorzaken;
- eenmalig een virus dat HTLV I/II heet.
Er wordt gecontroleerd op bacteriën in het bloed. Deze komen soms per ongeluk mee tijdens de afname van het donorbloed.
(Kans op) besmetting
Wanneer blijkt dat het bloed besmet is door bacterie of virus, wordt het altijd vernietigd. Toch blijft er, ondanks alle voorzorgen, een zeer kleine kans bestaan op besmetting met een virus of bacterie door de bloedtransfusie. Heeft u koorts, dan moet u altijd contact opnemen. De kans is wel heel klein. Zo is bijvoorbeeld de kans dat een eenheid bloed besmet is met HIV kleiner dan één op een miljoen.
'Passend' bloed
Behalve dat bloed niet besmet mag zijn, is het ook belangrijk dat het bloed dat iemand toegediend krijgt bij hem of haar ‘past’. Daarom nemen wij voor de transfusie twee keer bloed bij u af om tenminste uw bloedgroep en Rhesus D vast te stellen. En bij bepaalde ziekten wordt er zelfs met nog meer bloedgroepen rekening gehouden. Sommige mensen hebben afweerstoffen tegen bloedcellen van anderen in hun bloed. Deze stoffen kunnen gemaakt zijn na een zwangerschap of vroegere bloedtransfusie. Bij elke transfusie wordt hier opnieuw op gecontroleerd. Als u een antistof heeft gevormd, kan het langer duren voor dat er ‘passend’ bloed wordt gevonden. Het transfusielaboratorium controleert bij elke patiënt in het landelijk registratiesysteem of er eerder afweerstoffen zijn gevonden. Zo weet het laboratorium met nog meer zekerheid wat passend bloed is voor u.
Landelijk registratiesysteem afweerstoffen
Wanneer het Erasmus MC als eerste een antistof tegen een bloedgroep vindt in uw bloed, vermelden we deze afweerstoffen ook in het landelijke registratiesysteem. Na verloop van tijd kunnen deze afweerstoffen namelijk niet meer aantoonbaar zijn in uw bloed, maar zijn wel van belang bij een volgende bloedtransfusie. Het ziekenhuis waar u op dat moment wordt behandeld kan altijd dit registratiesysteem raadplegen en zodoende zo goed mogelijk passend bloed voor u uitzoeken. Wanneer dit gebeurt, zullen wij u door middel van een brief hiervan op de hoogte stellen. Als u dit niet wilt, staat in de brief vermeld hoe u hiertegen bezwaar kunt maken.
Tenslotte zal de verpleegkundige vlak voordat u een bloedtransfusie krijgt nogmaals controleren of het geselecteerde bloedproduct voor u bestemd is.
Bijwerkingen
Bloedtransfusies in Nederland worden meestal goed verdragen. Maar een reactie op de transfusie is wel mogelijk.
Neem contact op met uw verpleegkundige of arts bij het optreden van de volgende symptomen binnen 24 uur na de transfusie:
Bloedgroepenkaartje antistof
Wanneer blijkt dat er een (nieuwe) antistof is gevormd, dan zal hier in de toekomst rekening mee worden gehouden in het kiezen van een passend bloedproduct. U krijgt dan een bloedgroepenkaartje met daarop de vermelding van de naam van de antistof. Het is verstandig om het kaartje bij u te dragen en dit bij een volgende bloedtransfusie aan uw arts te tonen.
Neem contact op met uw verpleegkundige of arts bij het optreden van de volgende symptomen binnen 24 uur na de transfusie:
- jeuk, galbulten, rode huid
- koude rillingen
- koorts
- benauwdheid
- rode of bruin-zwarte urine
- lendenpijn.
Bloedgroepenkaartje antistof
Wanneer blijkt dat er een (nieuwe) antistof is gevormd, dan zal hier in de toekomst rekening mee worden gehouden in het kiezen van een passend bloedproduct. U krijgt dan een bloedgroepenkaartje met daarop de vermelding van de naam van de antistof. Het is verstandig om het kaartje bij u te dragen en dit bij een volgende bloedtransfusie aan uw arts te tonen.
Bloedtransfusie weigeren
U kunt een bloedtransfusie weigeren. Bedenkt u daarbij wel dat er niet altijd andere mogelijkheden zijn. Bloedtransfusies kunnen levensreddend zijn. Sommige operaties of behandelingen kunnen zelfs niet worden uitgevoerd zonder een bloedtransfusie. Wanneer u een bloedtransfusie weigert betekent dit dat er een groter risico voor uw gezondheid kan optreden, dan wanneer u wel een bloedtransfusie ontvangt. Bespreek daarom altijd uw twijfels over een bloedtransfusie tijdig met de arts die u behandelt. Uw arts kan dan samen met de andere artsen in het behandelteam de consequenties en mogelijke alternatieven bespreken. Dit wordt dan uiteraard ook met u besproken.
Een transfusie met uw eigen bloed
In zeldzame gevallen is er onvoldoende passend bloed beschikbaar in Nederland. Als uw gezondheidstoestand dat toelaat, kunt u in aanmerking komen voor een zogenaamde “autologe transfusie”. Dit houdt in dat u voorafgaande aan een operatie uw eigen bloed laat afnemen om dit tijdens de operatie weer terug te krijgen. Het is belangrijk om te vermelden dat dit alleen voor rode bloedcel transfusies kan. Ook geldt dat patiënten met een kwaadaardige aandoening, zoals een vorm van (bloed) kanker, of bepaalde bloedziekten niet in aanmerking komen voor een transfusie met eigen bloed.
De procedure om bloed af te staan om dit op een later tijdstip weer terug te krijgen, verloopt via het donorcentrum van de Sanquin Bloedbank waar gezonde donoren ook bloed afstaan. Uw behandelend arts kan deze procedure in gang zetten. Als u uw eigen bloed toegediend wilt en kunt krijgen, moet u in de maand voorafgaand aan de operatie enkele malen naar de Sanquin Bloedbank komen om een halve liter bloed te laten afnemen. Tijdens de operatie of kort daarna kan het eigen bloed dan weer worden teruggegeven. U kunt met uw behandelend arts of anesthesist overleggen of u hiervoor in aanmerking komt.
Wanneer u tijdens de operatie meer bloed verliest dan met uw eigen, autologe, donaties kan worden teruggegeven, is niet uitgesloten dat aan u ook bloed van een donor moet worden toegediend. Dit gebeurt dan altijd in overleg met de betrokken (transfusie) artsen van het Erasmus MC.
De procedure om bloed af te staan om dit op een later tijdstip weer terug te krijgen, verloopt via het donorcentrum van de Sanquin Bloedbank waar gezonde donoren ook bloed afstaan. Uw behandelend arts kan deze procedure in gang zetten. Als u uw eigen bloed toegediend wilt en kunt krijgen, moet u in de maand voorafgaand aan de operatie enkele malen naar de Sanquin Bloedbank komen om een halve liter bloed te laten afnemen. Tijdens de operatie of kort daarna kan het eigen bloed dan weer worden teruggegeven. U kunt met uw behandelend arts of anesthesist overleggen of u hiervoor in aanmerking komt.
Wanneer u tijdens de operatie meer bloed verliest dan met uw eigen, autologe, donaties kan worden teruggegeven, is niet uitgesloten dat aan u ook bloed van een donor moet worden toegediend. Dit gebeurt dan altijd in overleg met de betrokken (transfusie) artsen van het Erasmus MC.
Vragen
Heeft u nog vragen of opmerkingen, legt u deze dan gerust voor aan uw behandelend arts.