Studenten starten in bachelor 1 en 2 met het projectonderwijs, waarin ze werken aan een uit de praktijk gegrepen gezondheidsvraagstuk. Zij onderzoeken dit vraagstuk gedurende vier weken en sluiten de periode af met een concreet product en een presentatie van bevindingen. In een interdisciplinair team werken de studenten samen aan een vraagstuk naar keuze.
Structuur
Iedere projectweek start met grootschalig onderwijs waarin een inspiratiesessie wordt gegeven. In deze sessie vertellen experts uit verschillende vakgebieden over het perspectief van de betreffende projectperiode. Studenten worden tijdens het grootschalig onderwijs geactiveerd en geïnformeerd.
Gedurende de week vinden projectsessies plaats, waarin projectgroepen samenkomen met hun projectdocent. Tijdens de projectsessies bespreken studenten de voortgang van het project en kijken samen met de Project Onderwijs (PO)-docent wat inhoudelijk nodig is om verder te komen. De sessie biedt ook ruimte voor inhoudelijke verdieping en het oefenen van specifiek projectvaardigheden, zoals presenteren, onderzoeken en schrijven. De projectvaardigheden zijn gebaseerd op de CanMEDS.
Naast de projectsessies volgen studenten inhoudelijke lessen, flankerend onderwijs, die specifiek gericht zijn op het perspectief van hun project. Dit onderwijs zorgt ervoor dat studenten voldoende kennis hebben om hun project succesvol uit te voeren.
Buiten de gestructureerde onderwijstijd werken studenten zelfstandig aan hun project, dat heet zelfstandig groepswerk. Studenten voeren zelf de regie over hun project, met behulp van een ondersteunend werkdocument. De PO-docent is laagdrempelig benaderbaar voor begeleiding en ondersteuning tijdens dit proces.
Iedere groep heeft ook supervisiemomenten met een dagelijks PO-docent. Zij ondersteunen bij het regelen van praktische zaken, monitoren het samenwerkingsproces en stimuleren studenten om elkaar feedback te geven. Zij evalueren wekelijks samen de onderlinge samenwerking.
Gedurende de projectweken hebben studenten ook contact met de opdrachtgever; idealiter aan het begin, midden en eind van het proces, voor het stellen van inhoudelijke vragen over de projectopdracht.
Zie hieronder het weekoverzicht van Projectonderwijs.
Studenten sluiten de projectweek af met een projectproduct. Het projectproduct is het resultaat van een grote oefening in vaardigheden, met een beroep op de creatieve (cognitieve) vermogens van studenten; het betreft tevens een academische oefening waarbij studenten academische standaarden hanteren: argumentatie, heldere formulering, bronvermelding, integriteit, toepassing van analytische begrippen en aandacht voor verschillende perspectieven. Dit kan verschillende vormen hebben:
-
Projectpresentatie: het presenteren van bevindingen en output van het verrichte projectwerk aan andere projectgroepen.
-
Projectonderwijs-evaluatie: drie keer per periode wordt het verloop van het projectwerk besproken, waar ieders inbreng wordt gewaardeerd en iedereen tips en tops ontvangt bijvoorbeeld door peerreview. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt met elkaar besproken hoe de groep gaat samenwerken. Met een tussentijdse evaluatie kan het proces met behulp van afspraken worden bijgestuurd. Met een eindevaluatie wordt expliciet ruimte gemaakt voor afronding en kan de tijd worden benut om de ’lucht te klaren’.
-
Reflectie op competentie-ontwikkeling: in een portfolio verzamelen studenten bewijsmateriaal over hun voortgang. Dit zijn zowel toetsuitslagen als verkregen feedback hierop. Het accent binnen het projectonderwijs ligt met name op de competenties communicatie, samenwerking, leiderschap, wetenschappelijk denken, maatschappelijk handelen en professionaliteit.
Tijdens een projectperiode werken studenten in projectgroepen van ongeveer zes tot zeven. De projecten richten zich op het analyseren van gezondheidsvraagstukken vanuit vier verschillende perspectieven:
- Wetenschappelijk onderzoek
- Duurzame volksgezondheid
- Medische technologie
- Zorgbeleid en -organisatie
Deze aanpak bevordert de samenwerking tussen studenten en disciplines en biedt een breed inzicht in verschillende werkgebieden binnen de geneeskunde. Daarnaast draagt het bij aan de competentie-ontwikkeling die noodzakelijk is voor hun toekomstige rol als arts.